Tussentijds beëindigingsrecht voor huurder in Wet homologatie onderhands akkoord?

Delen:

Beeld: Depositphotos

Onlangs verscheen op Mr.-online een interessante bijdrage over het wetsvoorstel: Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA). Dit wetsvoorstel, dat voorziet in een wijziging van de Faillissementswet, bevat onder meer een mogelijkheid voor de schuldenaar om overeenkomsten (zoals huurovereenkomsten) te wijzigen of tussentijds te beëindigen.

Komt een huurder in aanmerking voor een onderhands akkoord, dan heeft de huurder de mogelijkheid om een (langlopende) huurovereenkomst tussentijds te beëindigen. Als het wetsvoorstel tot wet verheven wordt, is dit een van de mogelijkheden die de huurder krijgt.  Deze regeling is opgenomen in het (voorgestelde) artikel 373 Faillissementswet.

Volgens het wetsvoorstel komt het wijzigings- en opzeggingsrecht van de huurder (dus: de schuldenaar) er als volgt uit te zien. De huurder of de herstructureringsdeskundige doet een voorstel aan de verhuurder tot wijziging of beëindiging van de huurovereenkomst. Stemt de verhuurder hier niet mee in, dan kan de huurder de huurovereenkomst opzeggen, mits het onderhands akkoord wordt goedgekeurd (gehomologeerd) en de rechter toestemming geeft voor deze tussentijdse opzegging. De huurder moet uitdrukkelijk vragen om deze toestemming. De huurder bepaalt in beginsel zelf de opzegtermijn. De rechter kan een langere termijn bepalen als het voorstel van de huurder hem niet redelijk voorkomt. Een termijn van drie maanden is in ieder geval voldoende.
Keurt de rechter de tussentijdse opzegging goed, dan eindigt de huurovereenkomst automatisch na het verstrijken van de opzegtermijn. Die opzegtermijn gaat lopen op de dag waarop het onderhands akkoord door de rechter wordt gehomologeerd. Als toestemming wordt verleend voor de opzegging, dan maakt de verhuurder wel aanspraak op een schadevergoeding (als hij schade lijdt); de schade wordt bepaald overeenkomstig de gebruikelijke regels uit het Burgerlijk Wetboek. Het akkoord kan overigens wel voorzien in een wijziging van dit recht op schadevergoeding; of de verhuurder hierop aanspraak kan maken is dus afhankelijk van de inhoud van het door de rechter goedgekeurde akkoord.
Overigens, de verhuurder kan de rechter vragen geen toestemming te geven voor de opzegging, omdat de huurder niet in de situatie verkeert dat hij niet in staat is om zijn schulden te betalen. Andere gronden om zich tegen het opzeggingsverzoek te verzetten heeft hij (zoals het er nu uitziet) niet. Het wetsvoorstel is op 22 januari 2020 aangemeld voor een plenaire behandeling in de Tweede Kamer.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven