Partnerbijdrage van

“Waarom en hoe de democratie in de Grondwet hoort”

"Een volk dat tevreden wordt gesteld met de schijn van democratie kan van een koude kermis thuiskomen." Dat schrijft emeritus hoogleraar Staats- en bestuursrecht Hub. Hennekens in een longread over democratie en de Grondwet.

Delen:

Waarom en hoe de democratie in de Grondwet hoort

U kunt het volledige artikel hier downloaden.

“De verkiezingen voor de leden van de Tweede Kamer zijn aanstaande. In dat kader zullen ook voorstellen tot wijziging van de Grondwet aan de orde zijn. Zoals gebruikelijk wordt daaraan geen aandacht geschonken. Dat is nu des te opmerkelijker omdat bij koninklijk besluit van1 februari 2017 een staatscommissie Parlementair stelsel werd ingesteld, die uitdrukkelijk de opdracht kreeg de regering te adviseren over de toekomstbestendigheid van het parlementair stelsel. Zij heeft op 13 december 2018 in een rapport onder de titel Lage drempels, hoge dijken voorstellen gedaan ter versterking van onze parlementaire democratie. Deze aanbevelingen blijken voor het kabinet en de aanstaande verkiezingen geen rol te spelen. Dat zou anders moeten zin. Mede daarom stel ik ze aan de orde.

De aanbevelingen van de staatscommissie betreffen aanpassingen in het huidige systeem van de parlementaire democratie. Mijn behandeling daarvan vindt plaats in relatie tot de vraag naar de betekenis van democratie als volkssoevereiniteit en in relatie tot de wijze waarop het staatsrecht in het algemeen beoefend wordt. Enige lijnen worden met elkaar in verbinding gebracht. De ene betreft de theoretische vraag hoe het begrip democratie inhoud krijgt en rechtens gestalte krijgt, de andere gaat in op de democratische praktijk in de staat. De term democratie zou beantwoord kunnen worden door een definitie en de formulering van criteria waaraan dient te worden voldaan. De staatscommissie gaat daarop niet in. Het staatsrecht biedt geen aanknopingspunten voor het antwoord op de vraag wat er nodig is om van een democratie te kunnen spreken.

In mijn analyse van wat democratie als beginsel van volkssoevereiniteit in de staat dient te zijn ben ik te rade gegaan bij Jean-Jacques Rousseau. Hij onderscheidt daarbij twee elementen: ‘la volonté de tous’ (getalscriterium) en ‘la volonté générale’ (inhoudelijk criterium) die beide tot hun recht dienen te komen. Deze theorie gebruik ik om na te gaan of in het staatsrecht in het algemeen en in de staatspraktijk aan beide ‘volontés’ wordt voldaan. Zowel het staatsrecht als de praktijk volstaan met de ‘volonté de tous’. Daaraan wordt het epitheton ‘democratie’ toegedacht. Dit is democratisch inhoudelijk onder de maat. Afgezien van de vraag of de wijze waarop de verkiezingen gestructureerd zijn en of zij een afspiegeling van de ‘volonté de tous’ opleveren, is veel belangrijker of degenen die na hun verkiezing de macht uitoefenen voldoen aan het democratisch postulaat, door Rousseau als ‘volonté générale’ aangemerkt en ontleed.

Bij mijn beschrijving van de huidige stand van zaken in het staatsrecht en de activiteiten van wetgeving, bestuur en rechtspraak bezie ik de voorstellen van de staatscommissie. Steeds betrek ik daarbij de criteria die voor een democratisch handelen dienen op te gaan. Het gaat mij om de betekenis van de volkswil in theorie en praktijk en om het antwoord op de vraag of het handelen van de machthebbers voldoet aan die volkswil. Aan de studie van Rousseau ontleen ik criteria voor zowel een democratische staat als voor realisering daarvan in de staatsinrichting. Vanuit dat gegeven bespreek ik de aanbevelingen van de staatscommissie. Theorie, praktijk en voorstellen komen aldus in samenhang ter sprake. Mijn conclusie is dat het staatsrecht in dit opzicht tekortschiet en dat de Grondwet aan een aanmerkelijke verbetering toe is naar het idee van Rousseau.”

Download hier het hele artikel

Lees ook:

 

Delen:

Scroll naar boven