Mr.

28 / Mr. 1 2019 WIE IS ROXANE VAN IPEREN? Roxane van Iperen (1976) is schrijver en jurist. Ze stu- deerde aan de Universiteit van Amsterdam, doorliep haar advocaat-stage bij NautaDutilh en was aanslui- tend werkzaam als legal counsel in het bedrijfsleven. Sinds een paar jaar werkt Van Iperen als journalist. Ze publiceert onder meer in Vrij Nederland en het Financieele Dagblad , vooral over juridisch-financiële onderwerpen en machtsstructuren. Daarnaast is ze nog steeds actief als adviseur in het bedrijfsleven. In 2016 debuteerde Van Iperen met haar roman Schuim der aarde ( uitgegeven bij Lebowski), waarvoor ze de Hebban Debuutprijs won. Vorig jaar verscheen ‘t Hooge Nest , een boek over het huis in het Gooi waar ze woont. Van Iperen ontdekte dat twee joodse zussen tijdens de oorlog in dit huis een groot onderduik- en verzetscen- trum runden. ’t Hooge Nest werd verraden en alle be- woners werden gedeporteerd, maar de zussen overleef- den de oorlog. “IK KOOS VOOR DE GROTE ADVOCATUUR, OMDAT IK ERVAN UITGING DAT DAAR DE SLIMSTE MENSEN ZATEN” INTERVIEW “O veral en nergens. Binnen- en buitenland. Ne- derland, België, Spanje. Ieder jaar een ver- huizing, dat is mijn jeugd. Mijn ouders scheidden toen ik jong was, mijn oudere zus en ik gingen met mijn moeder mee; zij kreeg daarna nog drie kinde- ren. Met haar nieuwe man begon mijn moeder een eigen bedrijf, mijn vader werkte bij een bank. Mijn achter- grond heeft met andere woorden niets te maken met mijn opleiding tot jurist. In mijn familie zitten geen rechters, geen officieren van justitie, geen advocaten. “Ik was een jaar of zestien toen ik vanuit Zuid-Spanje in mijn eentje terug naar Nederland ging en op een gymna- sium in Brabant terechtkwam. Daar keken ze wat vreemd van me op. Ik woonde alleen bij mijn vader, ik had alleen maar zomerkleren en een wilde bos haar, ik had nog nooit Latijn gehad. Ik haalde allemaal enen, ik miste mijn broertje en zusjes, en iedereen vond dat ik beter naar de havo kon gaan. Als ie- mand op die leeftijd zoiets tegen je zegt, dat je iets niet kunt, maakt dat best indruk. Het lag voor de hand dat ik van school ging en naar een scholengemeenschap vertrok. Maar ik dacht: fuck it . In een jaar heb ik La- tijn ingehaald, en ik slaagde in één keer. Achteraf gezien is dat wel een bepalend mo- ment in mijn leven geweest, denk ik. On- langs kreeg ik een lieve brief van de vrouw die mij destijds bijles Latijn heeft gegeven. Ik krijg meer berichtjes van leraren uit die tijd. Dat ze het zo grappig vinden dat ik schrijver ben geworden.” EIGEN STEM “De keuze voor rechten was redelijk arbitrair. Ik wilde maar één ding: het huis uit. Naar Amsterdam. Ik dacht nog steeds dat ik niet al te snugger was en rechten was niet heel ingewikkeld, zei men. Ik heb in mijn studietijd vooral veel gewerkt, overdag op kantoor en ’s avonds gaf ik dansles en werkte ik in de horeca. Af en toe wist een docent me te boeien en zo kwammijn rechtsgevoel lang- zaam tot leven. De al jaren geleden overleden Roelf Stut- terheim bijvoorbeeld was zo’n docent; een bijzondere man, met roze All Stars onder een pak. Hij zette studen- ten aan het denken: waarom zitten we hier, wat doen we? Hij typeerde de toename van de claimcultuur in onze maatschappij met de zin: ‘pech moet weg’. Hoe wij als sa- menleving alles willen beheersen, geen tegenslag meer accepteren en alle risico’s willen uitsluiten; alles verzeke- ren of iemand aansprakelijk stellen. Stutterheim voor- spelde dat juristen in die samenleving een steeds grotere rol zouden spelen, maar vond dat niet per se positief. Dat begreep ik niet: wij waren toch de juristen van de toe- komst? Hij dwong ons daarover na te denken. Stutter- heim liet zijn stem ook buiten de academie horen, als co- lumnist voor de Volkskrant . Dat soort eigengereide mensen heb je nodig om uit systemen te breken. Toen ik het later eng vond mijn eigen stem te laten horen, dacht ik weer aan hem. “Stutterheim kreeg gelijk: het aantal juris- ten en advocaten, de omzetontwikkeling van de branche: het blíjft groeien. Maar een universitaire opleiding betekent niet per de- finitie dat mensen ook écht leren naden- ken, over hun vak en over hun rol in de we- reld. Ik keek vroeger best op tegen kinderen die al jong wisten dat ze rechten zouden gaan studeren, omdat ze waren opgegroeid in een omgeving waarin veel mensen advocaat of rechter waren. Ik dacht dat zij een enorme voorsprong hadden, in hun ontwikkeling en manier van denken. Maar echt leren reflecteren op de grondslagen van de advocatuur of de rechtspraak, je verdiepen in het bestaansrecht van je professie, en de mensen die je bedient – mensen die vaak helemaal niet dezelfde achtergrond hebben als jij − dat moet uit jezelf komen. Vaak zie je dat mensen die hun hele leven in dezelfde omgeving zitten, zich nog nauwe- lijks ontwikkelen. Als ik bepaalde studiegenoten uit die tijd tegenkom, denk ik soms: holy shit , je bent nog precies hetzelfde als toen.”

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=