Mr.

26 / Mr. 6 2019 Snel op de hoogte zijn van actuele ontwikkelingen in het recht? Ook daarvoor kunt u in Mr. terecht. In de rubriek Snelrecht belichten vooraanstaande juristen periodiek de ontwikkelingen op hun rechtsgebied. INTELLECTUEEL EIGENDOMSRECHT KLEUR EN NAAMSVERMELDING KUNNEN VOLDOENDE ZIJN OM VERWARRING TE VOORKOMEN H et gebruik van een andere kleur en een duidelijke naams- vermelding kan voldoende zijn om verwarring te voorko- men, wanneer een product wordt nagevolgd waarvan de vormgeving technisch bepaald is. Dat bevestigde de Hoge Raad in een arrest van 28 juni 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1043, Capri- Sun/Riha) in een zaak over ‘sta-zakjes’ voor vruchtensappen. Capri-Sun maakte bezwaar tegen qua vorm vrijwel identieke sta-zakjes van concurrent Riha. Zij beriep zich op haar vormmerk-registratie en op bescherming tegen ’slaafse nabootsing’. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het hof dat de merkregistratie nietig is omdat de vorm te zeer functioneel/technisch is bepaald: “Het drankzakje is, door de (min of meer) rechthoekige vorm en gelijkmatige verdeling van de drank in liggende staat, compact en zonder overbodig verlies van ruimte te plaatsen in (bijvoorbeeld) een boterhamtrommel en kan bij het gebruik van de vruchtendrank met een rietje rechtop gezet worden, waardoor het morsen (bijvoorbeeld) tijdens het nutti- gen van de maaltijd zoveel mogelijk wordt voorkomen”. Om dezelfde reden werd ook het beroep op bescherming tegen slaafse nabootsing afgewezen: “Indien er, zoals in dit geval tot uitgangspunt moet worden genomen, redelijkerwijs geen mo- gelijkheden zijn om op een andere wijze verwarring te voorko- men zonder aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van het product af te doen, kan het, […], voldoende zijn dat wat betreft de uiterlijke kenmerken (kleur en naamsvermelding) afstand van het nagebootste product wordt genomen.” De Hoge Raad besliste dit al eerder in een zaak over nagebootste Lego-steentjes, waarbij bovendien een ‘standaardisatiebehoef- te’ bij het publiek zou bestaan (ECLI:NL:HR:2009:BJ6999; Lego/ Mega Brands). De belangrijke les die uit deze rechtspraak ge- trokken kan worden is dat als een vorm nagebootst mag wor- den, omdat die vorm technisch bepaald is (en niet (meer) oc- trooirechtelijk beschermd), het noodzakelijk én voldoende is om qua kleur en naamsvermelding duidelijk af te wijken. Dirk Visser is advocaat bij Visser Schaap & Kreijger en hoogle- raar intellectueel eigendomsrecht aan de Universiteit Leiden. ONDERNEMINGSRECHT CORPORATE MOBILITY IN EUROPA II E erder schreef ik al over ontwikkelingen die het vrije ver- keer van ondernemingen binnen de EU/EER beogen te bevorderen (zie onder meer Corporate mobility in Europa , Mr. 6/2018). Vooral de Polbud-uitspraak van het Europese Hof van Justitie noopte de Europese wetgever tot actie. Het op 25 april 2018 door de Europese Commissie gelanceerde voorstel voor een richtlijn voor de grensoverschrijdende omzetting, fusie en splitsing is op 18 april 2019 in geamendeerde vorm door het Eu- ropese Parlement aangenomen (de ‘Mobiliteitsrichtlijn’ ). Volgens deze richtlijn, die wordt ver- werkt in de Europese Vennootschaps- richtlijn, vergt de realisatie van elke grensoverschrijdende fusie, omzetting of splitsing van een kapitaalvennootschap de vervulling van een aantal goeddeels gelijke voorwaarden. Hieronder noem ik die welke gelden voor een grensover- schrijdende omzetting, naar verwach- ting de meest populaire verhuisvorm in spe: 1. Een omzettingsvoorstel van het bestuur met daarin de belang- rijkste voornemens, zoals bestemmingsland, beoogde rechts- vorm, oprichtingsakte, tijdschema en de exitvergoeding in cash aan aandeelhouders die niet willen meeverhuizen; 2. Een rapport aan de aandeelhouders en werknemers, met daarin de voor hen belangrijkste gevolgen van de omzetting en een uitleg over de hoogte van de exitvergoeding; 3. Een verslag van een onafhankelijke deskundige over de voor- genomen omzetting en de exitvergoeding; 4. Publicatie van genoemde stukken; 5. Goedkeuring door de algemene vergadering van aandeelhou- ders (‘ava’); 6. Een rechtsgang voor aandeelhouders die de exitvergoeding te laag vinden; 7. Een solventieverklaring van het bestuur en waarborgen voor schuldeisers van voor publicatie van het omzettingsvoorstel, inclusief een verhaalsmogelijkheid in de vertrekstaat tot twee jaar na omzetting; 8. Waarborgen voor werknemersparticipatie in het bestuurs- of toezichthoudend orgaan van de vennootschap; 9. Uitgifte van een omzettingsattest door – in ons land – de no- taris van het vertrekland binnen drie maanden na ava-goed- keuring. Indien de notaris ‘ernstig twijfelt’ over de afwezigheid van on- rechtmatige, frauduleuze of criminele intenties achter de om- zetting kan een nader onderzoek plaatsvinden, met verlenging van de afgiftetermijn voor het attest met maximaal drie maan- den. Een dergelijk diepteonderzoek is echter niet op voorhand bij elke grensoverschrijdende omzetting vereist. Dat is ook met- een het belangrijkste verschil met het oorspronkelijke voorstel. Steef Bartman is advocaat en hoogleraar Corporate Group Liability aan de Universiteit Maastricht.

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=