Mr.

Mr. 6 2019 / 35 WIE IS THEO SIMONS? Theo Simons (1957, Venlo) studeerde Nederlandse taal en letterkunde en Nederlands recht aan de Universiteit van Amsterdam. Na zijn studies werkte hij één jaar als docent Nederlands. Daarna werd hij beleidsmedewerker en afdelingshoofd bij de hoofddirectie Organisatie Rechtspleging en Rechtshulp (ministerie van Justitie). Na een peri- ode als wetgevingsjurist bij de stafafdeling Con- stitutionele Zaken en Wetgeving (ministerie van Binnenlandse zaken) ging hij terug naar het mi- nisterie van Justitie; daar was hij (senior-)raad- adviseur bij de stafafdeling Wetgeving Publiek- recht en daarna directeur Rechtspleging van de directie Wetgeving. In 1997 zette Simons zijn loopbaan voort bij de Rechtspraak: hij was vicepresident van de recht- bank Rotterdam, coördinerend vicepresident en later president van de Centrale Raad van Beroep en is sinds september 2017 president van het Col- lege van Beroep voor het bedrijfsleven. Sinds 2008 is hij ook staatsraad in buitengewone dienst bij de Raad van State en sinds 2010 plaatsvervangend lid van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten, en van Bonai- re, Sint Eustatius en Saba. INTERVIEW riode van het wetsvoorstel zijn er rechters weggegaan en vacatures werden toen niet ingevuld. Simons: “We kun- nen nu voldoende en ook uitstekende rechters krijgen, we zijn een populair college. Ons zakenpakket heeft een ze- ker prestige. Er zijn zeven rechters bijgekomen, nu zijn er in totaal 22. We richten ons nu ook bewust op kennisbor- ging. Veel kennis zat en zit alleen in de hoofden van erva- ren rechters en dat is op lange termijn niet goed. We wer- ken aan mechanismen om dat over te dragen.” Een ander aspect van de wederopbouw betreft de uitbrei- ding van juridische ondersteuners: van één naar twee per rechter. Dat kost wat, maar daar schijnt het College wei- nig last van te hebben. “Budgettair zitten we goed”, rea- geert Simons. “We kennen geen outputfinanciering zoals andere gerechten, bij ons geldt een lumpsumfinanciering vooraf. Er wordt geschat hoeveel zaken er binnenkomen en op basis daarvan krijgen we ons bedrag.” En dat aantal neemt fors toe, “het klotst hier tegen de plinten”. Schommelde de jaarlijkse zaakinstroom tussen de 1000 en 1200, in 2018 en 2019 zijn dat er al 3000. De groei zit vooral in fosfaatzaken. Zo’n beetje elk jaar veran- deren de regels over mest en de verdeling van fosfaatrech- ten. “Er zijn in Nederland 4200 melkveebedrijven, elk jaar wordt voor elk bedrijf een besluit genomen. Die kunnen daartegen bezwaar maken en dan bij ons in beroep gaan. Over kortingen, quota, ontheffingen. Dat moet per be- drijf worden bekeken. Gelet op het maatschappelijk be- lang worden die zaken nu met voorrang behandeld.” Daarvoor heeft het CBb begin dit jaar een speciale project- groep gevormd, met vijf rechters, tien juristen en drie mensen op de administratie. In totaal lopen er nu 1800 fosfaatzaken. “We hebben hier al wat ervaring mee. In 2017 en 2018 zijn er 500 zaken over Europese landbouwsub- sidies in een project behandeld, waarvoor ook rechters en

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=