Mr.

Mr. 9 2018 / 23 Snel op de hoogte zijn van actuele ontwikkelingen in het recht? Ook daarvoor kunt u in Mr. terecht. In de rubriek Snelrecht belichten vooraanstaande juristen periodiek de ontwikkelingen op hun rechtsgebied. STAATSRECHT OPZIJ OPZIJ OPZIJ, WANT WIJ ZIJN HAAST TE LAAT I n het staatsrech t gaven weinig collega’s Urgend a veel kans in het hoger beroe p (ECLI:NL:GHDHA:2018:2591). D e vordering was in onze ogen te groot, te onbepaald en te politiek om te worden toegewezen door een behoedzame rechter. Civilisten waren een stuk optimistischer. Wie op het civiele bewijsrecht let, ziet immers geen rechter die uit het grondrecht op leven klimaatdoelstellingen tevoorschijn tovert. Die ziet een vrij over- zichtelijke zaak waarin de Staat nauwelijks de stellingen van Urgenda betwistte. Overeenstemming was er over de CO2-re- ductiedoelstelling voor 2100, voor 2050, voor 2040 en zelfs voor 2030. En tot 2011 ook voor 2020. Pas toen die datum dichterbij kwam, is de kortetermijndoelstelling voor 2020 gaan schuiven met het verhaal dat er na 2020 nog voldoende tijd is om toch de doelstelling voor 2030 te halen. Dat klinkt als iemand die ’s morgens nog één keer de snooze -knop van zijn wekker indrukt met als argument dat niet valt uit te sluiten dat de trein vertra- ging heeft. Eigenlijk is het dat ook. Dus is het niet zo gek dat de rechter daar dan een stokje voor steekt. De rechter legt de Staat geen klimaatbeleid op, maar blok- keert een goedkope uitvlucht. Inmiddels kan er weer worden ingezet op de kansen van Urgenda. Gaat de Hoge Raad mee met de rechtbank en het ge- rechtshof? Ik denk nog steeds van niet. Niet alleen omdat het reductiebevel te veel lijkt op een verboden wetgevingsbevel. Maar bovenal zet het gerechtshof de staats- rechtelijke argumenten in deze zaak wel heel makkelijk opzij, “reeds omdat er sprake is van schending van mensenrechten door de Staat” (r.o. 67). Dan zijn er dus geen grenzen meer aan een rechter die vindt dat grondrechten in het geding zijn. Ter- wijl het idee van de trias politica juist was dat er altijd grenzen zijn, ook aan een rechter die inhoudelijk gelijk heeft. Niemand kan immers garanderen dat de rechter altijd gelijk heeft. En daarommag hij sommige dingen zekerheidshalve dus nooit. Grote, onbepaalde en politieke bevelen geven, bijvoorbeeld. Geerten Boogaard is universitair docent staats- en bestuursrecht aan de Universiteit Leiden. ONDERNEMINGSRECHT OPZET SNS-ENQUÊTE TE BEPERKT “S taat wil kleiner onderzoek wanbeleid SNS Reaal”, zo kopte onlangs het FD . Afgelopen zomer heeft de On- dernemingskamer, vier jaar na het verzoek daartoe van onder andere de VEB, een onderzoek bevolen naar het beleid van SNS Reaal en haar dochter SNS Bank vanaf 1 juli 2006 tot het moment van onteigening door de minist er van financiën op 1 februari 201 3 (ECLI:NL:GHAMS:2018:2651). Nu blijkt dat zowel de Staat als SNS Bank tegen deze beschikking cassatieberoep hebben ingesteld. Zij vinden het onderzoek te ruim van opzet. Waarom? En is dat wel terecht? Al in 2015 had de OK geoordeeld dat de voormalige aandeelhouders van SNS Re- aal bevoegd waren om een enquêtever- zoek te doen (zie hi erover deze eerdere Snelrechtbijdrage v an mijn hand). Dit oordeel bleef in cassa tie in stand (ECLI:NL:HR:2456). Thans heeft de OK dus daadwerkelijk een onderzoek bevo- len. Zij heeft dit op verzoek van VEB c.s. uitgebreid naar dochter SNS-Bank. Het betreft een zogeheten ‘concernenquête’. SNS-kleindochter Propertize BV, waar alle on- roerendgoed-ellende uit voortkomt, valt echter buiten het on- derzoek. De OK meende in 2015 dat daar reden voor was omdat het bestuur van Propertize “een zekere beleidsvrijheid” had te- genover de concernleiding. Thans oordeelt zij echter dat het feit dat het bestuur van SNS Bank “enige ruimte had voor het voeren van eigen beleid” een mede op haar gerichte concernenquête niet in de weg hoeft te staan (r.o. 3.14). De OK is dus omgegaan. Dat lijkt mij ook juist. Uit de Landi s- beschikking van de Hoge Ra ad (ECLI:NL:HR:2005:AR8899) v olgt immers dat een groepsextensie van het onderzoek gerechtvaar- digd is als het beleid van de dochter de aandeelhouders in de moeder net zozeer kan raken als het beleid van de moeder zelf. De economische werkelijkheid, dat wil zeggen het dragen van risico in een gelaagde ondernemingsstructuur, wordt hiermee recht gedaan. Het resultaat van deze tournure is wel dat de on- derzoekers nu geen onderzoek mogen doen naar het beleid van Propertize zelf, maar alleen naar het beleid van haar (in)directe aandeelhouders SNS Reaal en SNS Bank (thans Volksbank NV). Blijkbaar vindt de Staat dat nog te ver gaan. De wens om de Volksbank op termijn te verkopen zal hierbij ongetwijfeld een rol spelen. Steef Bartman is advocaat bij Bartman Company Law en hoogle- raar (em.) ondernemingsrecht Universiteit Leiden.

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=