Mr.

24 / Mr. 1 2018 WIE IS DIANA DE WOLFF? Op 8 februari 2018 hield Diana de Wolff (1959) als bij- zonder hoogleraar Advocatuur aan de Universiteit van Amsterdam haar oratie Het belang van de goede rechtsbedeling . De leerstoel, mogelijk gemaakt door de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA), maakt deel uit van het Amsterdam Centre on the Legal Pro- fessions, waartoe ook de leerstoelen Rechtspleging, Openbaar Ministerie en Sociale rechtshulp behoren. De Wolff begon haar carrière in de sociale advoca- tuur. Ze richtte na haar studie in Utrecht samen met twee anderen een eigen kantoor op in Arnhem en specialiseerde zich in het arbeidsrecht. In 1998 stap- te ze over naar Stadhouders Advocaten in Utrecht. Een jaar later promoveerde ze in Nijmegen op een proefschrift over de arbeidsovereenkomst voor be- paalde tijd. Tussen 1999 en 2007 was De Wolff lid van de Eerste Kamer voor GroenLinks. Van 2008 tot 2013 was zij lid van de Algemene Raad van de NOvA. Sinds 2002 is zij tevens werkzaam als raadsheer-plaatsvervanger bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. “MET SOMMIGE PARTIJEN, ZOALS BIJVOORBEELD DE OVERHEID, IS HET LASTIG OM ZAKEN TE SCHIKKEN” INTERVIEW schoenen. Als raadsheer-plaatsvervanger zie ik hoe partij- en zich kunnen vastdraaien in het toernooimodel. Dat le- vert dikwijls veel ellende op voor de klant. Het oorspron- kelijke conflict is vaak al lang uit zicht. Op het laatste moment gaan partijen elkaar nog in de haren vliegen over proceskosten of over de wettelijke rente of de kosten van een deskundige… Had het alsjeblieft eerder opgelost, denk ik dan.” VERBINDEN De toekomst van de advocatuur ligt in het, op een huma- ne manier, met kennis van de juridische context en ge- voel voor redelijkheid snel en goed oplossen van geschil- len, stelt De Wolff. En daarvoor is het toernooimodel lang niet altijd geschikt. “Een advocaat kan ook zijn eigen noties van recht en rechtvaardigheid meer op de voor- grond zetten en cliënten ervan proberen te overtuigen dat wat ze willen misschien wel lawful is, maar ook awful als je kijkt naar de effecten voor anderen of op de langere ter- mijn”, schetst De Wolff een tweede benade- ring. De advocaat bekijkt in dit model in hoeverre de wil van de cliënt past in het systeem van het recht en zijn eigen noties van rechtvaar- digheid. Is het wel redelijk wat een cliënt wil? Zijn er andere benaderingen denkbaar? In het derde model treedt de advocaat op als hervormer van het recht zelf. “De advocaat gebruikt dan zijn rol om maatschappelijke veranderingen kracht bij te zetten, denk aan de proefprocessen die door de vrouwenbeweging zijn gevoerd.” De sociale advocatuur, waaruit De Wolff afkomstig is, koesterde bij uitstek deze benadering. “Maar je kunt ook denken aan het probonobeleid dat com- merciële kantoren hebben. Ik ben daar een voorstander van. Ik juich het toe als ook grote kantoren uit hun com- fortzone stappen en bijvoorbeeld voor mensenrechtenor- ganisaties optreden om in te zetten op verbetering van de rechtsbescherming.” Het vierde model dat De Wolff in haar oratie bespreekt wordt in de Angelsaksische litera- tuur ethics of care genoemd. De hoogleraar spreekt liever over de advocaat als verbinder. “Een verbinder kijkt niet meteen naar het recht, maar vooral naar het conflict en de manier waarop dat het best opgelost zou kunnen worden met zo min mogelijk leed voor alle betrokkenen.” Dit model lijkt in de huidige tijd aan kracht te winnen. Herstel- recht en mediation in het strafrecht zijn er voorbeelden van. De vFAS, de vereniging van advocaten die zijn gespecialiseerd in het familie- en erfrecht, heeft zelfs een eigen code aangenomen, die voorschrijft dat ad- vocaten in bijvoorbeeld scheidingssituaties moeten stre- ven naar de-escalatie. “Het tegenovergestelde dus van het toernooimodel”, aldus De Wolff. “Ik denk dat we daar meer heen moeten.” KULZAKEN De Wolff studeerde rechten in Utrecht, als eerste uit haar familie. “Rechten betekende een uitgestelde keus, je kon en kunt er veel kanten mee op en het was de korte weg naar onafhankelijkheid.” Tijdens haar studie raakte ze geïnspireerd door de toen nog bloeiende sociale advoca- tuur. Na haar afstuderen leende ze 20.000 gulden van de bank, richtte met twee anderen een advocatencollectief op in Arnhem, zocht een buitenpatroon en ging aan het werk. “Mijn moeder vroeg zich af of we wel cliënten kre- gen, maar we zaten meteen vol werk”, vertelt de hoogle- raar. “Het was een leuke tijd. Arnhem had een liberale balie, er was ruimte voor ons als alternatievelingen. De tijd was activistisch. Bij een bezuiniging gingen we met vrouwen in de bijstand of iets dergelijks mee naar een be- zetting van de sociale dienst. Ambtenaren kwamen uit hun spreekkamers om zich aan te sluiten bij het protest. De tijd was politieker en dat vertaalde zich in de rechts- praktijk. Nu zie je nog wel bekommernis bij rechters, bij- voorbeeld als het gaat om de schuldenproblematiek, maar

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=