AI en het recht: Judith de Boer over juridische fijnslijperij

In de zomerreeks AI en het recht komt wekelijks een jurist aan het woord die zich bovengemiddeld bezighoudt met kunstmatige intelligentie in het juridische domein. Deze week: Judith de Boer, partner bij het Amsterdamse Hertoghs Advocaten en lid van de projectgroep Digitalisering & AI van de NOvA. “Als advocaat kun je het je niet permitteren om AI-systemen niet te begrijpen.”

Delen:

AI en het recht: Judith de Boer over juridische fijnslijperij - Mr. Online

Mede vanuit uw lidmaatschap van de projectgroep van de NOvA bent u een pleitbezorger van AI-gebruik door – en kennis over de werking van AI-systemen bij – advocaten. Waarom vindt u dat zo belangrijk?
“Omdat AI steeds vaker een rol speelt in ons algehele leven en dus ook het strafrecht. Opsporingsdiensten gebruiken algoritmes om verbanden te leggen in enorme hoeveelheden data en rechters krijgen te maken met bewijs dat mede door AI tot stand is gekomen. Als advocaat kun je het je niet permitteren om die systemen niet te begrijpen. Je moet kritisch kunnen toetsen: is dit bewijs betrouwbaar, is het rechtmatig verkregen, zijn de rechten van de verdachte in acht genomen? Dat raakt direct aan het recht op een eerlijk proces. AI mag geen black box worden waarin we blind vertrouwen. Dan verlies je grip op de kernwaarden van ons strafproces.”

AI-systemen ontlenen hun kracht aan datasets combineren en verbanden leggen tussen verschillende soorten informatie. Dat terwijl ons Wetboek van Strafvordering daar niet op ingericht is. Ontstaat daar wat u betreft een spanningsveld?
“Dat denk ik zeker. In het strafrecht worden gegevens altijd in het kader van een specifiek onderzoek verzameld. Wat je in de praktijk ziet, is dat gegevens die oorspronkelijk voor één onderzoek bedoeld waren, steeds vaker ook breder worden ingezet. AI versterkt die ontwikkeling, omdat het juist mogelijkheden biedt om enorme hoeveelheden data te combineren en daardoor ook eenvoudiger opnieuw te gebruiken. Dat maakt het noodzakelijk om heldere regels te hebben over hoe verzamelde gegevens mogen worden hergebruikt. Zeker nu AI steeds meer zijn intrede doet, moeten we daar in het strafrecht bewust met elkaar over nadenken. Daarbij is het extra belangrijk dat er een sluitende keten bestaat waarmee de herkomst en betrouwbaarheid van data altijd te controleren is. En daar schort het in de praktijk nog weleens aan.”

Als opsporingsorganisaties steeds meer data gaan verzamelen om hun AI-systemen effectiever te kunnen inzetten, welke impact heeft dat dan op onze privacy, vindt u?
“Dat is precies waar het risico zit. Hoe meer data we verzamelen, hoe groter de verleiding om die data ook steeds breder te gebruiken. En dan glijden we langzaam af richting een samenleving van permanente surveillance. Privacy is een grondrecht, maar in de praktijk merken burgers er pas iets van als ze zelf geraakt worden, bijvoorbeeld doordat hun gegevens onterecht in een onderzoek opduiken. Dan voel je ineens hoe kwetsbaar je bent. Het verzamelen van data is dus niet alleen een technische, maar vooral ook een principiële keuze: hoe ver willen we dat de overheid in ons leven kan kijken? De ontwikkelingen in AI geven ons de kans om over dit soort principiële privacyvraagstukken na te denken.”

Is er in uw ogen – onder advocaten, maar ook breder in de maatschappij – al voldoende bewustwording over dit soort AI-gerelateerde vraagstukken?
“Er is veel aandacht voor de kansen die AI biedt, en dat is ook een goede start. Ik omarm dat en alle voordelen die AI ons brengt. Maar we moeten tegelijkertijd op een hoger niveau nadenken over de gevolgen en de risico’s die AI met zich meebrengt, nu en in de toekomst.
Neem het strafrecht: hoe gaan we om met technisch bewijsmateriaal en hoe voorkomen we dat alibi’s worden gecreëerd die niet meer van echt te onderscheiden zijn? Hoe controleren we het gebruik van AI door opsporingsinstanties: moet de verdediging inzicht krijgen in de algoritmes, en in de data die daaraan ten grondslag ligt? En moet álle gebruikte data aan het dossier worden toegevoegd, of waar moet de verdediging in elk geval toegang toe hebben? En hoe waarborgen we equality of arms?
Daarnaast speelt de vraag hoe we voorkomen dat biases in systemen sluipen die de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van ons strafrechtsysteem aantasten. Dat zijn fundamentele vragen die we niet ad hoc, op zaaksniveau, moeten beantwoorden. Ik ben ervan overtuigd dat we dit juist op een meer structureel, wetgevingsniveau moeten regelen. Alleen zo houden we het evenwicht in het strafproces overeind.”

U bent als advocaat onder meer gespecialiseerd in cybercrime. Denkt u dat zo’n technisch specialisme u een voorsprong geeft als het gaat om de adoptie van AI-toepassing ten opzichte van andere advocaten?
“Enig begrip van techniek helpt zeker: het maakt het makkelijker om door te dringen tot de kern van AI-systemen en om de risico’s en kansen scherp te zien. Zelf vind ik het leuk om me met technische vraagstukken bezig te houden; interesse en nieuwsgierigheid helpen daarbij enorm. Tegelijkertijd geloof ik niet dat AI een niche voor ‘tech-advocaten’ blijft. We krijgen er allemaal mee te maken, in meer of mindere mate. Iedereen zal de basisprincipes onder de knie moeten krijgen, want AI is simpelweg niet meer weg te denken uit ons werk.”

Kunt u een concreet voorbeeld geven van een AI-tool die u (of uw organisatie) gebruikt?
“Wij gebruiken op kantoor Harvey. Voorlopig vooral als efficiëntieslag: het helpt ons sneller door grote hoeveelheden informatie heen te werken, zoals omvangrijke dossiers met proces-verbalen, verhoren en financiële stukken. In een strafzaak maakt dat echt verschil. Hoe beter en sneller je het dossier kunt doorgronden, hoe meer tijd er overblijft voor wat er écht toe doet: het contact met de cliënt, het ontwikkelen van de verdedigingsstrategie en het bedenken van nieuwe invalshoeken om de zaak vanuit een ander licht te laten zien.”

Heeft u zelf richtlijnen opgesteld voor het gebruik van AI in uw werk?
“Ja, wij hebben richtlijnen opgesteld voor het gebruik van AI, waarbij vertrouwelijkheid altijd vooropstaat. Daarnaast bespreken we wekelijks met alle kantoorgenoten onze ervaringen: hoe schrijf je goede prompts, waar loop je tegenaan, en hoe kan AI ons werk ondersteunen? Zo leren we voortdurend van elkaar. Het is inmiddels een vast onderdeel van ons vaktechnisch overleg geworden.”

Ziet u een toekomst waarin AI juridische professionals deels vervangt?
“Of AI juridische professionals echt gaat vervangen, betwijfel ik. Wat het zeker wél zal doen, is een flink aantal werkzaamheden en taken uit handen nemen. Daar komen altijd weer nieuwe vraagstukken en uitdagingen voor terug. Mocht AI bepaalde juridische diensten deels overbodig maken, dan is dat simpelweg een ontwikkeling waar we niet voor moeten terugdeinzen. Ons vak verandert mee met de maatschappij en dat heeft het altijd al gedaan.”

In hoeverre vertrouwt u zelf op de uitkomsten van AI-systemen bij juridische beoordeling?
“Bij de juridische beoordeling zelf vertrouw ik nog niet op AI. Een arrest van de Hoge Raad lezen en toepassen is meer dan het ophalen van de standaardlijn uit de jurisprudentie. Het vraagt om juridische fijnslijperij: je moet de nuances in een uitspraak begrijpen, de achterliggende redenering doorgronden en vervolgens die abstracte regels vertalen naar de concrete feiten van een zaak. En geen zaak is hetzelfde, elk dossier heeft eigen omstandigheden en een eigen dynamiek. Dat unieke karakter maakt dat een algoritme nooit automatisch de juiste toepassing kan geven. Het menselijk brein is wat dat betreft nu nog een stuk creatiever.”

Wat is in uw ogen het grootste misverstand over AI dat onder juristen leeft?
“Het grootste misverstand is dat AI neutraal of objectief zou zijn. In werkelijkheid is het altijd zo goed als de data en de keuzes die eraan ten grondslag liggen en daar kan het goed fout gaan. Daarom moeten we ons kritische brein blijven gebruiken. Tegelijkertijd is dat juist de kracht: als je AI combineert met het menselijk creatieve brein en met ons gevoel voor rechtvaardigheid, dan kan het ons werk enorm verrijken en versterken.”

AI en het Recht is een achtdelige serie die deze zomer elke vrijdag verschijnt op Mr. Online.

Eerder in deze rubriek:
Katja van Kranenburg (CMS) over transparantie over AI-inzet
Elgar Weijtmans (HVG Law) over experimenteren en kennis delen
Mark Zijlstra (ICTRecht) over training en dataselectie
Martin Woodward (Randstad) over efficiëntie en de kritische blik
Sarah Zadeh (Zadeh Legal) over ‘responsible AI’ en verantwoording afleggen
Loïs Snel (Blindfold) over enthousiasme en kernwaarden
Bart Custers (Universiteit Leiden) over grondrechten en menselijke waardigheid

Wilt u vanaf nu elke week een samenvatting van al het nieuws van Mr. in uw mailbox? Klik hier

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Scroll naar boven