De christelijke biechtleer heeft een grote invloed gehad op de wijze waarop de koop of verhuur van een gebrekkige zaak in het wereldlijke recht werd afgehandeld. Dat stelt promovendus Niels de Bruijn in zijn proefschrift Latent defect or excessive price?
Tegenwoordig zijn kerk en democratische rechtstaat strikt gescheiden, maar uit het promotieonderzoek van jurist Niels de Bruijn blijkt dat er elementen in ons huidige recht wel degelijk gebouwd zijn op christelijke waardes.
De Bruijn onderzocht hoe juristen op het Europese continent vanaf de late Middeleeuwen het Romeins-Justiniaanse recht interpreteren en toepassen. Hij ontdekte dat de christelijke biechtleer een grote invloed heeft gehad op de wijze waarop de koop of verhuur van een gebrekkige zaak in het wereldlijke recht werd afgehandeld.
In het Romeins-Justiniaanse recht uit de zesde eeuw na Christus is vastgelegd onder welke voorwaarden een koper of huurder een vordering kon instellen tegen de verkoper of verhuurder van een gebrekkige zaak. Hoewel ooit bedacht voor de slaven- en veemarkt aan de oever van de rivier de Tiber, zouden deze regels de basis gaan vormen voor het verborgengebrekenrecht in Europa. Daarvoor bestudeerde De Bruijn onder andere zestiende-eeuwse processtukken van procedures door de Koninklijke Kanselarij, de hoogste gerechtelijke instantie van het vroegmoderne Castilië.
Met zijn bevindingen hoopt De Bruijn te laten zien uit welke gemeenschappelijke bronnen gedurende eeuwen in Europa is geput bij het opstellen van de regels voor het geval een zaak is verkocht of verhuurd die niet aan de overeenkomst beantwoordt. Daarbij wordt duidelijk dat er bij recente aanpassingen van burgerlijke wetboeken op het Europese continent keuzes zijn gemaakt die zich slecht verhouden tot de wetssystematiek. Volgens De Bruijn kunnen huidige en toekomstige wetgevers kunnen met deze kennis hun voordeel doen.
Niels de Bruijn promoveert op 26 oktober aan de Vrije Universiteit.
