Een advocaat is met de formulering ‘hersenloze analfabeten’ in een procedure over derivaten niet over de schreef gegaan. Dat heeft de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam geoordeeld in een conflict tussen cliënten en hun advocaat.
Het geschil ging over de aanschaf van rentederivaten bij een bank. Uit de beslissing van de Raad valt op te maken dat de eisers van mening zijn dat de bank hen onvoldoende heeft gewezen op de risico’s van rentederivaten. De advocaat van de bank reageert in de conclusie van antwoord met: “In het ongeloofwaardige geval dat de klaagsters deze teksten werkelijk niet zouden hebben begrepen, hadden zij de bank om verduidelijking moeten vragen. Let wel, eiseressen zijn professioneel werkzaam in de vastgoedsector en hebben uit dien hoofde beroepsmatig dagelijks te maken met leningcontracten, rente, risico’s en marktwerking. Het beeld dat de dagvaarding poogt op te roepen als waren zij min of meer hersenloze analfabeten is niet juist. Bovendien lieten zij zich bijstaan door een (register)accountant.”
De cliënten van de bank stapten vervolgens naar de Raad van Discipline omdat ze deze uitlating onnodig grievend en onprofessioneel vonden en dus in strijd met artikel 46 van de Advocatenwet. Ze waren door de formulering extra geraakt, omdat de vader (en opa) van de klagers is gestorven aan hersentumor. De bank was daarvan op de hoogte, zeggen de klagers.
Maar de beschuldigde advocaat zei dat hij nooit de intentie had de klagers te beledigen, en hij bood zijn excuses aan voor zover de klagers dat anders ervaren hadden. De advocaat voelde zich gerechtigd de stijlfiguur van de overdrijving te bezigen. De Raad van Discipline geeft de advocaat hierin gelijk, mede omdat de advocaat de familiegeschiedenis niet kende.
