Die ingewikkelde situaties zie je zeker wanneer het gaat om de vraag of wetgeving of rechtspraak uit het ene land ook in het andere land van betekenis is. In dit artikel staat het concordantiebeginsel centraal. Wat houdt dit beginsel precies in? En wanneer is het van toepassing? En tot slot is concordantie wel wenselijk?
Wat is het concordantiebeginsel?
Het concordantiebeginsel vastgelegd in artikel 39 lid 1 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden beoogt een zekere mate van rechtsgelijkheid binnen het Koninkrijk. Concreet betekent dit dat wettelijke regelingen die in meerdere landen van het Koninkrijk zijn ingevoerd met de bedoeling dat ze inhoudelijk op elkaar lijken ook op vergelijkbare wijze moeten worden uitgelegd Dit geldt niet alleen voor identieke wetsartikelen maar ook voor regelingen die inhoudelijk op elkaar lijken ondanks verschillen in formulering of details. De kernvraag is of de regel ‘concordant bedoeld’ en dus bewust afgestemd is op een overeenkomstige regeling in een ander land van het Koninkrijk.
Wat zegt de Hoge Raad?
De Hoge Raad heeft zich meermaals uitgesproken over het concordantiebeginsel. Uit de rechtspraak volgt dat het enkel bestaan van een nieuwe regeling in één land niet automatisch betekent dat die regel inclusief de uitleg door rechters ook in de andere landen geldt. Concordantie komt pas in beeld als er in het andere land geen specifieke regeling bestaat én de bestaande regels daar niet duidelijk van afwijken.
Een aanvullende vraag is of ook jurisprudentie uit een ander land kan worden gevolgd bij het invullen van leemtes. Dit hangt sterk af van het rechtsgebied en de mate waarin dat gebied concordant is bedoeld. Zo wordt Nederlandse rechtspraak over bindende eindbeslissingen bijvoorbeeld ook in het Caribisch procesrecht gevolgd omdat op dat punt sprake is van een concordante opzet.
Grenzen aan concordantie
Het beginsel kent echter zijn grenzen. Uit de rechtspraak blijkt dat het invoeren van een nieuwe wettelijke regeling in één land niet automatisch betekent dat die regeling ook geldt in de andere landen. De inhoud van zo’n regeling wordt dus niet van rechtswege overgenomen op basis van het concordantiebeginsel.
Een beroep op het beginsel komt pas in beeld als:
- het andere land geen uitdrukkelijke wettelijke regeling heeft over het onderwerp;
- en de bestaande wetgeving daar geen duidelijke afwijking inhoudt.
Zelfs dan is succes niet gegarandeerd. Er kunnen extra omstandigheden nodig zijn om een geslaagd beroep te doen op het concordantiebeginsel. In het arrest Austria/Aruba Ports Authority (HR 8 januari 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2807) keurde de Hoge Raad de toepassing van de Nederlandse Loodsenwet in Aruba goed. Het Gemeenschappelijk Hof had hierbij terecht meegenomen dat op dat moment in Aruba wetgeving in voorbereiding was die inhoudelijk overeenstemde met de Nederlandse regeling. Er was dus sprake van een ‘anticiperende’ toepassing wat het vooruitlopen op toekomstige concordantie inhoudt.
Argumenten tegen concordantie van recht
Er kunnen verschillende argumenten aangevoerd worden tegen concordantie van recht. Toch wegen deze bezwaren mijns inziens niet zo zwaar dat het concordantiebeginsel overboord zou moeten worden gegooid.
Een eerste veelgehoord bezwaar is dat de maatschappelijke opvattingen en feitelijke omstandigheden in de Caribische landen verschillen van die in Nederland. Wetgeving zou moeten aansluiten bij de lokale realiteit. Ondanks dat dit terecht is biedt het recht voldoende ruimte om bij de uitleg van concordant bedoelde regelingen rekening te houden met die verschillen. Het bestaan van afwijkende omstandigheden sluit het gebruik van het concordantiebeginsel dus niet uit.
Een ander punt van kritiek is dat concordantie de Caribische landen zou belemmeren in hun eigen rechtsontwikkeling. Er zou te weinig ruimte zijn voor het opbouwen van een eigen rechtsorde. Hoewel dat een reëel risico kan zijn, hoeft het niet per se zo uit te pakken. Concordantie betekent namelijk niet automatisch dat het Nederlandse recht klakkeloos wordt overgenomen. Het kan juist een hulpmiddel zijn om lokale rechtsontwikkeling te versterken zolang er bewust en kritisch mee wordt omgegaan.
Ook wordt wel aangevoerd dat concordantie een inperking vormt van de autonomie van de Caribische landen binnen het Koninkrijk. Autonomie betekent immers dat landen zelfstandig verantwoordelijk zijn voor hun wetgeving en rechtspraak. Dat is een legitiem uitgangspunt, maar volledige autonomie vraagt ook om voldoende juridische en institutionele capaciteit. Zolang die capaciteit nog in opbouw is, kan het verstandig zijn om tijdelijk aan te sluiten bij Nederlandse rechtsontwikkelingen. Niet om de eigen rechtsorde op te geven, maar juist om die op termijn sterker en zelfstandiger te maken.
Tot slot wijzen sommige critici erop dat het concordantiebeginsel zijn oorsprong heeft in de koloniale tijd en mogelijk nog steeds sporen draagt van die ongelijkwaardige verhouding. Hoewel dat verleden niet valt te negeren betekent dit niet dat het beginsel in de huidige context geen waarde meer zou hebben. Mits zorgvuldig toegepast, hoeft concordantie geen top-downbenadering te zijn maar kan het juist bijdragen aan rechtszekerheid, de kwaliteit van wetgeving en een gezamenlijke rechtsontwikkeling binnen het Koninkrijk.
Lexwell
Bij het advocatenkantoor Lexwell op Sint Maarten speelt het concordantiebeginsel ook in de rechtspraktijk een wezenlijke rol. Lexwell is actief op uiteenlopende rechtsgebieden, waaronder het ondernemingsrecht, procesrecht, corporate services, vastgoed en financiering. In de praktijk wordt er vaak een beroep gedaan op het concordantiebeginsel om het Caribische recht aan te vullen met Nederlandse rechtspraak en regelgeving. Bijvoorbeeld om de leerstukken ongerechtvaardigde verrijking of de onrechtmatige daad te verduidelijken.