Partnerbijdrage van

Inburgering: nieuwe ronde, gemiste kansen

De nieuwe inburgeringswet die in 2022 gaat gelden, moet veel van de knelpunten in het huidige inburgeringsbeleid wegnemen. Hoogleraar Ricky van Oers vreest echter dat de wet gedoemd is te mislukken.

Delen:

Het Nederlandse inburgeringsbeleid levert onvoldoende resultaten op. Het is een conclusie die sinds de invoering in 1998 van wetgeving en beleid betreffende de inburgering van immigranten vaak is getrokken door opeenvolgende kabinetten. Ook het huidige (demissionaire) kabinet trok deze conclusie over de wet die thans van kracht is. Op 1 januari 2022 zal een nieuwe Wet inburgering in werking treden. Gebaseerd op de lessen uit het verleden, valt echter te vrezen dat ook deze nieuwe wet is gedoemd te mislukken.

Problemen onder de huidige wet

Allereerst de problemen die spelen onder de huidige wet. Die bepaalt dat inburgeringsplichtige nieuwkomers binnen drie jaar moeten slagen voor een inburgeringsexamen. Onder het mom van ‘eigen verantwoordelijkheid’ is de organisatie van voorbereidingscursussen overgelaten aan de markt, en moeten inburgeringsplichtigen zelf op zoek gaan naar een geschikte cursus, en hier zelf voor betalen. Ze kunnen hiervoor een lening krijgen, die asielstatushouders niet hoeven terug te betalen als ze op tijd slagen. Gezinsmigranten moeten de lening echter in alle gevallen terugbetalen. Leningen lopen al gauw in de duizenden euro’s. Het spreekt voor zich dat hoe langer iemand er over doet om het examen te halen, hoe hoger de kosten worden.

Maar dat is nog niet alles. Inburgeringsplichtigen die niet tijdig slagen, worden geconfronteerd met boetes. In de jaren 2013-2017 gebeurde dit bijna 8000 keer, de gemiddelde hoogte van de boete was 1041 euro. Op sommige inburgeraars is een deurwaarder afgestuurd. Daarnaast zijn er consequenties voor het verblijfsrecht: zolang je niet bent geslaagd voor het examen, kun je bijvoorbeeld geen permanent verblijfsrecht krijgen. Het aantal aanvragen voor permanente ‘reguliere’ verblijfsvergunningen (dus voor andere vreemdelingen dan asielstatushouders) is sinds de inwerkingtreding van de verblijfsrechtelijke consequenties met 60 procent gedaald. Het inburgeringsvereiste is een belangrijke afwijzingsgrond voor permanent verblijf. Bij asielstatushouders was 95% van de afwijzingen gebaseerd op onvoldoende inburgering.

Tot slot is de inburgeringsplicht niet van toepassing op EU-burgers, omdat hen, vanwege het EU-recht, geen inburgeringsplicht kan worden opgelegd. In een inburgeringsaanbod voor vrijwillige (EU-)inburgeraars is niet voorzien, hoewel zij al jaren de helft van alle niet-Nederlandse migranten vormen.

Het is niet goed in te zien hoe de huidige wet bijdraagt aan de integratie van nieuwkomers. Een aanzienlijk deel wordt opgezadeld met een hoge schuld in hun eerste jaren in Nederland, degenen die niet slagen zijn verstoken van meer zekerheid in het verblijfsrecht, en het nog niet hebben voldaan aan de inburgeringsplicht zal de toegang tot betaald werk belemmeren. Werkgevers hebben immers geen trek in onzekerheid en gedoe.

Essentiële mankementen blijven bestaan

Genoeg kansen dus om de inburgering te verbeteren, en de nieuwe wet biedt inderdaad verbetering op een aantal punten. Gemeenten krijgen een centrale rol in de uitvoering van de inburgering, inburgeringsplichtigen krijgen begeleiding, asielstatushouders krijgen een inburgeringsaanbod en de vrije markt voor taalonderwijs wordt beperkt.

Een aantal essentiële mankementen blijft echter bestaan. Deze komen voort uit de verplichting om te slagen voor een examen (binnen drie jaar), op straffe van boetes en verblijfsrechtelijke consequenties, en uit de verplichting voor gezinsmigranten om hun inburgering zelf te betalen. Het negatieve, want uitsluitende effect van de Wet inburgering blijft daarmee intact, en wordt zelfs versterkt omdat het examenniveau wordt verhoogd. Nog steeds zal het inburgeringsbeleid niet voor alle immigranten gelden, waardoor een groot deel van de nieuwkomers niet wordt gestimuleerd de taal te leren.

Het is een kwestie van tijd voordat een nieuw kabinet de conclusie trekt dat het inburgeringsbeleid is mislukt. Laten we hopen dat er vervolgens wetgeving komt die wel in het belang is van de integratie van de inburgeraar en – daarmee – de Nederlandse maatschappij.

Ricky van Oers is professor of immigrant integration and law aan de Western Norway University of Applied Sciences in Bergen (Noorwegen) en fellow bij het onderzoekcentrum voor Staat en Recht van de Radboud Universiteit. Daarnaast is zij opleidingsmanager bij het CPO. Deze column verscheen oorspronkelijk op verderdenken.nl en is een bewerking van het artikel ‘Lessen van 25 jaar inburgering in Nederland’ dat de auteur met prof. mr. Kees Groenendijk en prof. mr. Betty de Hart schreef voor NJB 33.

Wilt u op de hoogte blijven van de nieuwste columns? Meld u nu aan voor de gratis Verder denken-update.

Delen:

CPO

Blijf scherp. Volg een CPO-cursus en laat u inspireren door onze topdocenten. Zij nodigen u uit om kritisch te zijn en verder te denken….

Meer berichten van partner

Scroll naar boven