Klimaatrechtspraak in beweging: lessen uit Greenpeace Nordic and Others v. Norway

Op 28 oktober 2025 wees het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM, ‘‘Hof’’) zijn langverwachte arrest in de zaak van Greenpeace Nordic en anderen tegen Noorwegen. Deze uitspraak raakt aan het spanningsveld tussen klimaatverandering, mensenrechten en het afgeven van vergunningen voor nieuwe olie- en gasprojecten. Hoewel Noorwegen niet werd veroordeeld voor mensenrechtenschendingen bij het verlenen van licenties in het Arctische gebied, legt het Hof een belangrijke procedurele standaard vast voor klimaatrechtspraak in Europa.
beeld: Depositphotos

De uitspraak gaat om artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat het recht op privé- en gezinsleven beschermt. Het Hof erkent dat klimaatverandering ernstige risico’s oplevert voor gezondheid en welzijn, en dat staten burgers moeten beschermen tegen deze gevolgen. Volgens het Hof moeten staten vóór goedkeuring van risicovolle activiteiten, zoals de exploitatie van olie- en gasvelden, een volledige, tijdige en wetenschappelijk onderbouwde ‘‘environmental impact assessment’’ (EIA) uitvoeren.

Het is belangrijk dat zo’n EIA niet alleen directe emissies omvat, maar ook een berekening (‘kwantificering’) van alle broeikasgasemissies, inclusief verbranding in het buitenland (‘scope 3’). Daarnaast moet worden beoordeeld of het project verenigbaar is met nationale en internationale klimaatverplichtingen, en moet er voldoende transparante consultatie mogelijk zijn. Laat een staat dit na, dan schendt zij haar plicht om mensenrechten te beschermen. 

In deze zaak stond het Hof toe dat een uitgebreide beoordeling later plaatsvindt, zolang dit maar gebeurt vóór productie en met publieke inspraak en rechterlijke toetsing. Daarom zag het in dit geval geen schending van artikel 8. Belangrijk is dat dit een procedureel oordeel is: het Hof toetst of het proces van vergunningverlening eerlijk en wetenschappelijk onderbouwd is, niet of het nationale klimaatbeleid inhoudelijk volstaat. Staten behouden een ruime beoordelingsvrijheid (‘‘margin of appreciation’’), mits zij deze kernvereisten respecteren.

Breder juridisch kader

Hoewel de uitspraak alleen voor Noorwegen juridisch bindend is, reikt de betekenis ervan veel verder: andere staten moeten deze interpretatie van het Hof in de praktijk óók volgen, omdat zij anders het risico lopen zelf in strijd te handelen met het verdrag. Deze lijn kan ook doorwerken in Nederland, waar bijvoorbeeld twee zaken van Milieudefensie tegen Shell lopen: eentje over emissiereductie, de ander over nieuwe olie- en gasinvesteringen. Het Greenpeace-arrest versterkt het argument dat zulke projecten niet verenigbaar zijn met mensenrechten als zij niet vooraf een volledige EIA doorlopen. Dit kan relevant zijn voor claims op basis van artikelen 2 en 8 EVRM en de maatschappelijke zorgplicht. 

Het arrest past in een bredere trend waarin klimaat en mensenrechten steeds vaker worden gekoppeld. Denk aan KlimaSeniorinnen v. Zwitserland (EHRM, 2024), waarin het Hof ook inhoudelijke reductieverplichtingen oplegde, en de Advisory Opinion van het Internationaal Gerechtshof (2025) dat staten verplicht grensoverschrijdende schade en mensenrechtenschendingen door klimaatverandering te voorkomen. Samen tonen deze ontwikkelingen dat rechters bereid zijn om klimaatrisico’s strenger te toetsen en om internationale normen door te laten werken in nationale procedures. Ook andere internationale tribunalen, zoals the International Tribunal for the Law of the Sea (ITLOS) en het Inter-Amerikaanse Hof benadrukken dit. 

Vooruitblik

Het Hof overweegt weliswaar niet dat fossiele projecten op zichzelf onrechtmatig zijn, maar stelt duidelijke eisen: transparantie, integriteit en wetenschappelijke onderbouwing zijn geen vrijblijvende normen, maar juridische verplichtingen. Deze procedurele benadering kan de basis vormen voor strengere materiële verplichtingen in de toekomst. Voor bedrijven en overheden betekent dit dat klimaatrisico’s niet langer een randvoorwaarde zijn, maar een centraal element in besluitvorming. Wie deze standaard negeert, loopt niet alleen het risico op reputatieschade, maar ook op juridische aansprakelijkheid.

 

 

 

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Scroll naar boven