Een persoon vraagt het college van B&W van Breda om alle informatie die betrekking heeft op zijn aanvraag om een omgevingsvergunning openbaar te maken. Daaraan voldoet het college slechts gedeeltelijk. Zo weigert het college de namen van advocaten openbaar te maken en beroept zich op de Wet openbaarheid van bestuur (artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e): eerbieding van de persoonlijke levenssfeer.
Zwaarder wegen
In beroep oordeelt de rechtbank Zeeland-West-Brabant dat het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer in het geval van advocaten niet zwaarder weegt dan het belang van openbaarmaking, omdat advocaten door hun functie in de openbaarheid treden. Tegen dit oordeel gaat het college in hogere beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat namen van advocaten openbaar moeten worden gemaakt?
Persoonlijke levenssfeer
Een van de grondregels van de toenmalige Wob luidt: het verstrekken van informatie blijft achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Informatie die bij de overheid berust is in beginsel openbaar, tenzij zwaarwegende belangen (zoals de persoonlijke levenssfeer) zich daartegen verzetten.
In de openbaarheid
Het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer verzet zich tegen openbaarmaking van namen van medewerkers die niet wegens hun functie in de openbaarheid treden, tenzij de indiener van het desbetreffende Wob-verzoek aannemelijk heeft gemaakt dat het belang van de openbaarheid in een concreet geval zwaarder weegt. De Afdeling is van oordeel dat advocaten niet zonder meer vanuit hun functie in de openbaarheid treden. “Advocaten hebben een bijzondere positie binnen de rechtsstaat. Zij verlenen rechtsbijstand en geven juridisch advies. Zij zijn daarbij onder meer gebonden aan de kernwaarden onafhankelijkheid en vertrouwelijkheid. Om hun functie volgens deze kernwaarden uit te oefenen zullen advocaten in beginsel juist niet in de openbaarheid treden. Dat advocaten ook als procesvertegenwoordiger namens het college optreden, maakt dit niet anders.”
Terecht geweigerd
Nu het in deze zaak gaat om de namen van advocaten, en zij niet wegens hun functie in de openbaarheid treden, had de wederpartij aannemelijk moeten maken dat het belang van de openbaarheid zwaarder weegt dan het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de desbetreffende advocaten. Omdat hij dat niet gedaan, heeft het college dus openbaarmaking van de namen terecht geweigerd. De rechtbank had het eerder aan het verkeerde eind.
Uren op factuur
Ook heeft het college, volgens de wederpartij, in de nieuwe openbaar gemaakte documenten meer gegevens weggelakt dan eerder het geval was, zoals het totaal aantal bestede uren op de facturen van de advocaten. De rechtbank oordeelde hierover dat het college kon volstaan met het openbaar maken van de totaalbedragen van de facturen. De daarop vermelde uren hoefde het college niet openbaar te maken. Omdat hiertegen geen beroep is ingesteld, blijft dit vooralsnog in stand.
Lees hier de uitspraak: ECLI:NL:RVS:2025:4322.

 
				 
             
											 
				 
								 
								 
								 
								 
								 
								 
								 
								 
								 
								 
								 
								