‘Toen ik in 2009 werd benaderd of ik rechter-commissaris wilde worden, vond ik dat interessant. Na 27 jaar bedrijfsjurist te zijn geweest wilde ik wel een overstap maken. Er was in die tijd een hausse aan faillissementen. Rechter-plaatsvervanger was ik al vanaf 1994, in verschillende rechtbanken. Als rechter-commissaris spreek je geen recht, maar houd je toezicht. Je bent als het ware commissaris in een non-going concern. Later werd ik kantonrechter. Inmiddels ben ik twaalf en een half jaar rechter in Den Haag.’
Executeerbaar
‘Vanaf de oprichting van de NCC in 2019 ben ik ook daar rechter. Bij de NCC procedeer je over internationale geschillen, in het Engels, maar uiteindelijk is het een normale rechtbank, waar je civiel procedeert naar Nederlands procesrecht. De zaak begint met een dagvaarding en eindigt met een uitspraak. Dat Engelstalige vonnis is een authentiek vonnis, dat je op grond van de EEX-verordening meteen kunt executeren in de hele Europese Unie, zonder dat verlof nodig is van een andere EU-rechter. Een groot voordeel, en een belangrijk verschil met een arbitrale uitspraak. Hetzelfde geldt in hoger beroep voor de NCCA. Dat is een Nederlandse procedure in hoger beroep die eindigt met een executeerbaar -Engelstalig- arrest.’
Advocatentarieven
‘In de meeste internationale handelsconflicten wordt niet geprocedeerd. Als bedrijfsjurist wil je dat niet. Is een procedure niet te vermijden, dan vindt je directie dat heel vervelend en per definitie te duur. Toen ik bedrijfsjurist was, bestond de NCC natuurlijk nog niet. Meestal draaide het uit op arbitrage, vaak in Londen. Een dure grap, want de teller begint te tikken zodra je de arbiter voor het eerst belt. Je betaalt de uurtarieven voor de arbiters, plus een fee voor de arbitrage, en reis- en verblijfkosten. Daar komen uiteraard de kosten van de advocaten nog bij. En je kunt zeggen wat je wilt over de advocatentarieven in Nederland: ze zijn lager dan die van hun collega’s in de UK. Engelse advocaten zijn goed, maar Nederlandse zijn dat niet minder.’
Feiten
‘Als ik nu bedrijfsjurist zou zijn, zou ik de NCC een uitkomst vinden, als er geprocedeerd moet worden. Het griffierecht is hoger dan in een ‘gewone’ procedure: € 15.000, een vast bedrag. Dat is dan ook alles wat je aan het gerecht betaalt. Daar komt bij dat wij in Nederland een efficiëntere manier van procederen hebben dan in de UK. Wij concentreren ons op datgene waar het geschil zit. Wat niet betwist wordt, staat vast. Het zijn feiten geworden. In het Engelse recht moet je alles bewijzen wat je stelt, ook wat niet wordt betwist. Dat levert lange procedures en gigantisch dikke dossiers op. Vaak moet je als bedrijf zowel naar een solicitor als naar een barrister. Bedrijfsjuristen moeten hoge kosten verantwoorden tegenover hun directie.’
Keuze
‘Om naar de NCC te kunnen, moet je een forumkeuze met je wederpartij overeenkomen. Vooraf of achteraf, als het conflict al is ontstaan. Het enige nadeel van de NCC ten opzichte van arbitrage is dat de zitting openbaar is en dat de uitspraak wordt gepubliceerd. Maar is dat wel een echt nadeel, in een wereld waar men toch wel weet wat er speelt? Ik denk dat het niet opweegt tegen het feit dat procederen bij de NCC zoveel sneller en goedkoper gaat. Had de NCC bestaan toen ik bedrijfsjurist was, dan had ik er onmiddellijk voor gekozen, in alle contracten die ik sloot. Dat is een no-brainer’.