In 2017 concludeerde het college al, zo blijkt uit een rapport uit dat jaar, dat de motivering niet voldeed aan de wettelijke voorwaarden. Sindsdien zijn er verbeteringen opgetreden, maar nog steeds motiveren rechters beslissingen in sommige gevallen onvoldoende. Er wordt bijvoorbeeld niet altijd goed uitgelegd waarom de rechter van oordeel is dat er aan de wettelijke voorwaarden is voldaan en waarom de rechter vindt dat voorlopige hechtenis noodzakelijk is. Het College vindt dit ‘zorgelijk’ en roept de Nederlandse staat op om snel maatregelen te nemen.
Voorlopige hechtenis
Verdachten van een misdrijf kunnen in voorlopige hechtenis worden geplaatst voordat de rechter zich heeft uitgesproken over hun schuld of onschuld. Dit gebeurt om te voorkomen dat de verdachte vlucht of opnieuw een misdrijf pleegt. Een voorlopige hechtenis kan negentig dagen duren en kan steeds met drie maanden worden verlengd. Volgens het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) moet iedere beslissing over voorlopige hechtenis en de eventuele verlenging daarvan zorgvuldig en goed zijn onderbouwd. De rechter moet aantonen waarom het noodzakelijk is om de vrijheid van de verdachte te ontnemen. Dit laatste gebeurt niet altijd even zorgvuldig, concludeerde het College in 2017, en nu opnieuw.
Cijfers
In Nederland worden relatief veel verdachten in voorlopige hechtenis geplaatst: in 2024 gold dat voor 46 procent van de gedetineerden – meer dan drie jaar daarvoor (40 procent) en ook aanzienlijk meer dan het Europese gemiddelde van 29 procent. Het College spreekt van een ‘enorme impact’ van voorlopige hechtenis, voor de verdachten én voor zijn gezin. Verdachten kunnen hun baan of uitkering verliezen en problemen krijgen met huisvesting of school.
Onder toezicht
Na het rapport uit 2017 werd Nederland in 2021 door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) veroordeeld vanwege onvoldoende gemotiveerde beslissingen in de zaken Maassen, Hasselbaink en Zohlandt. Sindsdien staat Nederland onder toezicht van het Comité van Ministers van de Raad van Europa, dat toezicht houdt op de naleving van EHRM-uitspraken. Sinds 2021 zijn bij het EHRM meerdere soortgelijke zaken ingediend en in een schikking geëindigd. Over deze problematiek heeft het College op 17 september 2025 een rapport bij het Comité van Ministers ingediend. Het gaat om een nieuw onderzoek, dat zich specifiek richt op de verbeteringen van de motiveringspraktijk in de jaren sinds het eerdere onderzoek van 2017.
Copy-paste
Dit onderzoek, waarbij onderzoekers van Tilburg University de analyse op een steekproef van strafdossiers baseerden, toont aan dat er sinds 2017 verbeteringen zijn opgetreden. Standaardformulieren en ‘kruisjesformulieren’ worden vrijwel niet meer gebruikt en er wordt beter gekeken naar de specifieke omstandigheden van de verdachte. Desondanks is de motivering vaak nog steeds te algemeen en niet specifiek op de zaak afgesteld, vooral als rechters gebruikmaken van tekstblokken en -sjablonen (copy-paste). Ook wanneer zij verwijzen naar de motivering van de eerdere rechter wordt niet altijd nauwkeurig aangegeven welke overwegingen er wordt overgenomen en waarom. Tot slot wordt bij de afwijzing van een schorsings- of opheffingsverzoek niet voldoende gemotiveerd waarom de afweging in het nadeel van de verdachte uitvalt en waarom er geen minder ingrijpende oplossing mogelijk is.
Faciliteren
Het College vindt dat de Nederlandse staat de aanbevelingen uit het onderzoek moet opvolgen, zodat de wijze waarop beslissingen worden gemotiveerd wordt verbeterd. Ook moet de staat faciliteren dat de rechtspraak kan blijven verbeteren, bijvoorbeeld door voldoende capaciteit beschikbaar te stellen.
