Voorzitter Henk Naves van de Raad voor de rechtspraak schrijft dat in zijn advies naar aanleiding van de voorgenomen Wet uitwerking burgerschapsopdracht, die een wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs omvat. Met deze wetswijziging wil het kabinet de doeltreffendheid van burgerschapsonderwijs in het mbo en volwassenenonderwijs optimaliseren. Dit door onderwijsinstellingen de wettelijke plicht op te leggen “burgerschapsonderwijs te verzorgen en een instellingscultuur te bevorderen die in overeenstemming is met basiswaarden van de democratische rechtsstaat.”
Medio mei vroeg minister Bruins van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap advies aan onder meer de Raad voor de rechtspraak op het huidige wetsvoorstel. Dat advies is nu gepubliceerd, en hoewel de algemene toon een positieve is, lijkt de Raad verbaasd over het feit dat er in het wetsvoorstel met geen woord wordt gerept over de rol van onpartijdige rechtspraak in de democratische rechtsstaat.
Beperkt
Dat is volgens de Raad wel nodig, want “bij bezoeken van schoolklassen aan gerechten valt het de medewerkers van de Rechtspraak op dat de kennis over de rol van de rechtspraak, de werking van het recht, rechterlijke procedures, de wijze waarop rechters tot een beslissing komen en de staatsrechtelijke positie van de rechtspraak in de trias politica beperkt is”, zo valt te lezen in het advies.
“Het is naar de mening van de Raad van belang dat jongeren leren dat eerlijke, onafhankelijke en onpartijdige rechtspraak een noodzakelijke voorwaarde is voor een democratische rechtsstaat. De Raad vraagt u daarom om in het Wetsvoorstel nadrukkelijk aandacht te besteden aan de rol van de rechtspraak in een democratische rechtsstaat.”
Vaag
Naves schrijft bovendien dat enkele kernbegrippen uit het voorstel, waaronder ‘rechter’, ‘democratie’ en ‘rechtsstaat’, niet helder en duidelijk worden omschreven. Naar mening van de Raad blijft het wetsvoorstel daarom in zijn algemeenheid “te vaag”.
De Raad schrijft daarover: “In concretere zin betekenen deze begrippen voor de betreffende studenten bijvoorbeeld dat hun eigen vrijheid niet ten koste mag gaan van de vrijheid van een medestudent. Dat discriminatie bij het toekennen van een stageplek niet is toegestaan. De rechter toetst deze geschillen aan de wet en stelt vervolgens vast of de wet is overtreden. De uitspraak van de rechter dient nageleefd te worden. Naar de mening van de Raad maakt het Wetsvoorstel onvoldoende concreet hoe deze vertaling naar de eigen leefwereld wordt gerealiseerd.”