Zodra je het hebt over kunstmatige intelligentie in juridische processen, verandert het gesprek. Dan gaat het opeens niet meer over tools, maar over vertrouwen. Over menselijkheid. Over betekenis.
Syntax versus semantics
AI-systemen doen inmiddels veel meer dan alleen ondersteunen. Ze analyseren uitspraken, voorspellen de kans op herhaling bij verdachten, geven advies over straffen, en screenen documenten op risico’s. Het klinkt efficiënt. Sneller dan een jurist, vrij van emotie, zogenaamd objectief. Maar hoe vaker het ter sprake kwam, hoe meer het begon te wringen. Want als het recht wordt geautomatiseerd, wat gebeurt er dan met rechtvaardigheid? Is dat dan nog wel hetzelfde?
Tijdens een werkgroep viel het begrip dat voor mij de kern raakt: syntax versus semantics. AI begrijpt syntax: de structuur van taal, de patronen in data. Het herkent hoe juridische zinnen zijn opgebouwd, het herkent wetsartikelen, verhoudingen, voorwaarden. Het ziet verbanden in duizenden vonnissen, sneller dan een mens ooit zou kunnen.
Maar semantics, betekenis, dat is iets anders. Daar zit interpretatie in. Gevoel. Context. En die zijn essentieel in het recht. Een rechter die hoort dat een jongen een telefoon heeft gestolen, hoort misschien ook dat er thuis armoede heerst, dat er geen begeleiding is, dat de daad een gevolg is van iets groters. Een AI ziet alleen: “diefstal + recidive = verhoogd risico”. Punt.
Toch schuiven we langzaam die kant op. Niet met grote stappen, maar met kleine, praktische toepassingen. Eerst als ondersteuning, dan als standaard. Want AI is sneller, ogenschijnlijk neutraler, en, eerlijk is eerlijk, soms effectiever dan wij. Maar wie bepaalt de normen waarop het systeem traint? Wie legt uit waarom het algoritme bepaalde verbanden legt? En wat gebeurt er met de uitzondering, met de zaak die net niet in het patroon past? Recht is mensenwerk, wordt vaak gezegd. Maar als de mens steeds meer uit beeld verdwijnt, wat blijft er dan over?
Beseffen we het zelf nog wel goed genoeg
Misschien is dit precies waar het recht ons dwingt om opnieuw te denken. Niet over techniek, maar over principes. Over welke onderdelen van het recht we willen delen met machines, en welke we koste wat kost menselijk moeten houden. Wat me bijblijft van dit vak is niet alleen wat AI al kan. Maar vooral wat het níet begrijpt. En of wij dat zelf nog wel goed genoeg beseffen.
Het risico is misschien niet dat algoritmes het recht overnemen. Het echte risico is dat wij, uit gemak, uit vertrouwen, of uit efficiëntie, vergeten wat we van een rechtssysteem verwachten. Een eerlijk proces. Een menselijke blik. De mogelijkheid om gehoord te worden. De vraag is dus niet alleen wat AI kan. De vraag is ook: wat willen wij blijven doen, juist omdat alleen mensen het kunnen?