Partnerbijdrage van

“Computer generated works: wie of wat is eigenaar?”

Delen:

Mauritz Kop

Nieuwe technologieën roepen nieuwe juridische vragen op. Zo ook computers die creatieve werken maken. Wie of wat is de eigenaar van zo’n werk? Mauritz Kop geeft uitleg.

Machines uitgerust met artificiële intelligentie (AI) begeven zich op het terrein van de schone kunsten. Computers schilderen, schrijven en componeren er ijverig op los. Zo genereerde The Next Rembrandt een 3D-geprint meesterwerk, schilderde The Art and Artificial Intelligence Lab een levensechte Mona Lisa, schreef Kurzweils Cybernetic Poet klassieke sonnetten en produceerde Amper Music een complete muziek-cd. Alles in luttele seconden.

Het wordt nog mooier: AIVA componeerde monumentale symfonieën die met succes bij SACEM (de Franse Buma/Stemra) zijn geregistreerd. Mozart zou er jaloers op zijn geweest. Het auteursrecht op deze composities berust bij de menselijke bedrijfseigenaars. De muziekwerken waarmee het algoritme van AIVA wordt getraind om zelf te leren ‘componeren’, waaronder stukken van Mahler, Beethoven en Bach, bevinden zich volgens de programmeurs in het publiek domein. Op de orkestuitvoeringen (de audio-opnames) van die werken liggen echter vaak nog geldige naburige rechten.

Enkele termen uit de wereld van AI uitgelegd

Naast al dit artistieke geweld komt een groeiend aantal werken op de markt die zijn ontstaan uit een samenwerking tussen mens en machine. Dit noemen we AI assisted worksAI creations zijn autonoom door artificiële intelligentie voortgebrachte werken. Hierop is mogelijk het auteursrecht van toepassing. AI inventions zijn technische vindingen die geheel zelfstandig zijn gerealiseerd door een AI-systeem, bijvoorbeeld een griepvaccin dat van A tot Z autonoom is bereid door een thinking machine. Hierop rusten mogelijk patenten. Kunstzinnige output van AI-systemen noemen we ook wel computer generated works of machine made creations.

Auteursrechten vestigen is problematisch

Het is voorstelbaar dat er auteursrechten rusten op de voortbrengselen van AI-systemen zelf, zoals kunst, muziek, literatuur, uitvindingen, industriële toepassingen, algoritmes, code en andersoortige scheppingen. Men kan zich als wetgever de vraag stellen of er voor computer generated works sui generis categorieën rechten (met een korte looptijd en zonder persoonlijkheidsrechten) in het leven moeten worden geroepen. Of een vorm van soft law. Maar of dat ook wenselijk is?

Men zou ook kunnen zeggen dat een door AI gegenereerd werk afdoende kan worden beschermd door een combinatie van bestaande intellectuele en industriële eigendomsrechten en registratiemethoden. Denk aan een octrooi, bedrijfsgeheim, naburig recht of i-Depot.

Het vestigen van auteursrechten op computer generated works is problematisch omdat de Auteurswet menselijke creativiteit en originaliteit vereist. Ook werkgeversauteursrecht of een work made for hire zijn problematisch. Het kan ook zijn dat er geen intellectuele eigendomsrechten ontstaan maar gewone juridische eigendomsrechten. Hierover bestaat – in Nederland, Europa en de Verenigde Staten – nog geen rechtspraak in laatste aanleg.

Verder kunnen er op onderdelen van het AI-systeem of de slimme robot verschillende soorten intellectuele eigendomsrechten rusten, zoals chipsrechten, modellenrechten, patenten en auteursrechten. Mensen of bedrijven zijn eigenaar van die rechten. Ook op de big data die machines gebruiken of verwerken kunnen (sui generis) databankenrechten liggen. Op de software, de hardware, de wijze waarop de AI wordt getraind, het algoritme en het neuraal netwerk kunnen Intellectueel Eigendom-rechten (IE-rechten) rusten. Hieronder ga ik daar dieper op in.

Kunnen IE-rechten überhaupt AI-scheppingen beschermen?

Allereerst: op ideeën sec kan geen copyright rusten: ze kunnen en mogen niet worden gemonopoliseerd of geprivatiseerd. Ideeën zijn publiek domein. Er kunnen daarom geen exclusieve rechten op zitten. Alleen de uitdrukking of – in juridisch-technische termen – de expressie van ideeën kan door het intellectueel eigendomsrecht worden beschermd. Dit heet de idee/expressie dichotomie.

De wet in haar huidige vorm erkent geen niet-menselijke auteursrechten. Auteurschap is fundamenteel verbonden met menselijkheid; met scheppingen van de menselijke geest. Dat vloeit bijvoorbeeld voort uit het bekende Infopaq-arrest van het EU Hof van Justitie uit 2009, al is dit arrest niet geschreven met machine learning en kunstmatige intelligentie in het achterhoofd. Is het dogmatisch en doctrinair correct om aan te nemen dat er geen copyright kan zijn op pure AI creations? AI is per slot van rekening niet menselijk en er is bovendien geen menselijke originaliteit en creativiteit aanwezig. Het korte antwoord luidt: ja.

Het lange antwoord luidt: hiervoor dienen we onderscheid te maken tussen puur AI created works en AI assisted works. In het eerste geval kan er geen auteursrecht zijn vanwege onder meer de afwezigheid van de eigen intellectuele creatie van een menselijke auteur als verlengstuk van zijn persoonlijkheid. In het laatste geval kunnen auteursrechten ontstaan ten gunste van de persoon die creatieve keuzes heeft gemaakt, voortkomend uit zijn of haar artistieke verbeeldingskracht, de eigenaar van de kunstmatige agent of de gebruiker van de creatieve robot.

Auteurschap is onlosmakelijk verbonden met mensen: werken die uitsluitend door code zijn gemaakt, zijn niet beschermd. Ze zijn vrij als de buitenlucht die ons omringt, voor algemeen gebruik. Zo is de wet nu, zowel in Europa als in de Verenigde Staten.

Algoritmisch auteurschap: goed idee of niet?

In tegenstelling tot de benadering van de EU en de VS, heeft het Verenigd Koninkrijk een computer generated works-regime geïmplementeerd, wat betekent dat de programmeur van de AI het auteursrecht krijgt op de output van de machine. Met andere woorden: het VK, en recentelijk ook de Chinese rechter, breiden het menselijke auteurschap uit naar algoritmisch auteurschap.

Deze uitbreiding is onwenselijk. Er is geen bewijs voor het idee dat exclusieve IE-rechten op computer generated works nodig zijn als prikkel om te creëren, te produceren en uit te vinden. Bovendien is de afwezigheid van zowel rechtssubjectiviteit als rechtspersoonlijkheid problematisch. Tot slot zou een uitbreiding strijd opleveren met democratische waarden en grondrechten zoals de vrijheid van meningsuiting en vrijheid van informatie. Deze fundamentele vrijheden dienen in het intellectueel eigendomsrecht te worden geïnternaliseerd.

Voor AI creations resulteert dit in een geen-eigendom-scenario en publiek domein-scenario. Dogmatisch gezien behoren computer generated works niet te worden beschermd door het auteursrecht.

AI-machine kan geen copyright bezitten

Auteursrechten kunnen alleen eigendom zijn van rechtssubjecten, dus personen of bedrijven. Een AI-machine kan zelf geen copyright bezitten op AI made creations omdat een AI-systeem geen rechtssubjectiviteit en ook geen rechtspersoonlijkheid bezit. AI-systemen kwalificeren als rechtsobject, niet als rechtssubject. Dit geldt voor fysieke goederen zoals slimme robots (hardware) én immateriële zaken zoals deep learning-algoritmen (software).

Machines die zijn uitgerust met AI zijn dus geen dragers van wettelijke rechten, plichten en capaciteiten. Ze kunnen niet zelfstandig deelnemen aan juridische transacties. Ze hebben geen grondwettelijke rechten. Ze kunnen geen eenzijdige of meerzijdige rechtshandelingen plegen. Dit heeft gevolgen voor het al dan niet ontstaan van intellectuele eigendomsrechten: zonder rechtssubjectiviteit vallen AI made creations in het publiek domein.

Het ontbreken van juridische status heeft ook gevolgen voor aansprakelijkheid en verzekering voor schade: een AI-systeem kan niet verantwoordelijk worden gehouden, aansprakelijk zijn of voor de rechter verschijnen.

Investeringsbescherming per industriële sector

Kan auteursrechtelijke bescherming van door AI gegenereerd literair, artistiek en wetenschappelijk materiaal dan worden gerechtvaardigd door de noodzaak van investeringsbescherming?

Ten eerste wisselt de behoefte aan economische prikkels via het auteursrecht per sector. Empirisch economisch onderzoek naar innovatie heeft duidelijk gemaakt dat bepaalde sectoren meer door IE-wetgeving moeten worden gestimuleerd dan andere. Exclusieve rechten vervullen, met andere woorden, verschillende rollen in verschillende economische sectoren. Dit houdt in dat IE-beleidsmakers explicieter onderscheid moeten maken tussen economische sectoren.

Zo blijkt er minder behoefte te zijn aan overheidsinterventies om optimale innovatieniveaus in de media- en entertainmentsector te realiseren, dan in de farmaceutische industrie. Clinical trials voor vaccins zijn bijna niet van de grond te krijgen zonder patenten. Liedjes worden daarentegen vaak gemaakt vanuit een innerlijke scheppingsdrang, niet zozeer vanwege het uitzicht op inkomsten via Buma/Stemra en Sena waarmee investeringen kunnen worden terugverdiend.

Sterker nog, het creëren van prikkels voor door machines gegenereerde producties kan paradoxaal genoeg leiden tot minder door mensen gemaakte creaties.

Ten tweede kan de AI-machine zelf (in plaats van de output) worden beschermd door een hele waaier aan intellectuele eigendomsrechten waaronder octrooien, auteursrechten, merkenrechten en bedrijfsgeheimen. Patenten op het AI-systeem kunnen vervolgens in licentie worden gegeven, verhandeld of verkocht. Investeringen kunnen ook worden beschermd door andere juridische instrumenten zoals antitrustregels en oneerlijke mededingingswetgeving, alsmede IE alternatieven zoals subsidies en innovatieprijzen.

Ten derde heeft een AI-systeem in de huidige stand van de techniek geen stimulans nodig om te creëren, noch erkenning of beloning voor diens inspanningen. Het heeft simpelweg geen exclusieve rechten nodig. Er is derhalve geen steekhoudende justificatie voor auteursrechtelijke bescherming.

‘Publiek eigendom uit de machine’ en menselijke interventie

Menselijk auteurschap blijft het normatieve orgelpunt van het intellectuele eigendomsrecht. Delen van het meerlagige, uit het Romeinse recht afkomstige eigendomsparadigma kunnen relevant zijn voor AI. Voortbouwend op dit raamwerk is er een nieuw publiek domein model denkbaar voor AI creations and inventions die de autonomiedrempel overschrijden: res publicae ex machina (publiek eigendom uit de machine).

Op het grensvlak tussen AI assisted creations en pure AI created works kunnen we een menselijke interventietoets hanteren om te bepalen of een bepaald werk wellicht toch in aanmerking komt voor bescherming. Een minimale hoeveelheid menselijke interventie, zoals originele fysieke of mentale bijdrage en creatieve keuzes in een bepaalde schepping is hier bepalend. Stroomopwaarts als programmeur van het systeem dan wel stroomafwaarts als gebruiker van de machine. Geen menselijke betrokkenheid of tussenkomst betekent geen auteurschap. Geen auteurschap leidt naar het publiek domein: naar res publicae ex machina.

Dit bericht verscheen eerder op verderdenken.nl.

Lees ook:

Delen:

Scroll naar boven