Eén misdaad, meerdere systemen
Wat bij deze operatie duidelijk werd: criminele netwerken kennen allang geen grenzen meer, maar justitie wel. Terwijl Nederland veel inzet op slachtofferbescherming en het aanpakken van criminele netwerken, hanteren andere landen een strenger, straffer model. In Roemenië ligt de nadruk bijvoorbeeld op snelle veroordelingen, zonder veel ruimte voor slachtofferhulp of nazorg. Dat verschil zorgt voor vertragingen, misverstanden en soms zelfs het stuklopen van rechtszaken.
Een ander probleem is dat niet elk land mensenhandel op dezelfde manier definieert. Wat in Nederland als mensenhandel wordt gezien, wordt elders soms anders beoordeeld of zelfs niet strafbaar geacht. Daardoor is samenwerken ingewikkeld, zelfs als er voldoende bewijs is. Politie en justitie botsen namelijk niet op feiten, maar op wetten.
In die kloof speelt een strafrechtadvocaat een onmisbare rol. Waar opsporingsdiensten botsen op verschillen in wetgeving, moet de advocaat voortdurend schakelen tussen uiteenlopende rechtsculturen, bewijsnormen en procesrechten. Partijen als Eersterechtshulp bieden goede advocaten die een brug bieden voor deze kloof.
Te grote verschillen
Hoewel de EU spreekt over standaardisatie van strafrecht, is de werkelijkheid behoorlijk anders. Elk land blijft verantwoordelijk voor zijn eigen strafsysteem. Er zijn richtlijnen, maar die worden verschillend geïnterpreteerd en toegepast. Hierdoor ontstaan grote verschillen in straffen, bewijsvoering en bescherming van slachtoffers.
Hoewel dit voor veel onduidelijkheid zorgt, halen criminelen hier vooral hun voordeel uit. Zij weten precies in welk land ze het minste risico lopen.
De rol van Eurojust en Europol
In theorie zijn er Europese instanties die moeten zorgen voor betere samenwerking. Zo coördineert Eurojust justitiële samenwerking tussen lidstaten, en verzamelt en deelt Europol-informatie tussen politie.
Maar in de praktijk lopen hun mogelijkheden tegen grenzen aan. Ze kunnen niet ingrijpen in nationale rechtszaken en zijn afhankelijk van de bereidheid van landen om informatie te delen. En die bereidheid is er vaak niet, vooral niet als belangen tussen verschillende landen botsen.
Verschuiving naar online
Intussen verschuift mensenhandel steeds meer naar de digitale wereld. Werving van slachtoffers gebeurt vaak via sociale media, met beloften van werk of liefde. Die online platforms zijn moeilijk te controleren, zeker als servers buiten Europa staan. Dit maakt de internationale aanpak moeilijk, want hoe dwing je regels af op een plek waar jouw wet niets te zeggen heeft?
Wat kan Nederland doen?
De roep klinkt om harder op te treden, ook buiten de landsgrenzen. Maar mag je als land ingrijpen in een ander strafsysteem, als dat minder streng is dan het jouwe? Juridisch en ethisch is dat lastig. Nederland kan druk uitoefenen via diplomatie en Europese kanalen, maar uiteindelijk blijft het afhankelijk van de medewerking van andere landen.
Wat duidelijk is: zolang het strafrecht nationaal blijft denken, houden internationale mensenhandelnetwerken een voorsprong. De slachtoffers betalen daarvoor de prijs. Een Europese aanpak is dringend nodig, niet op papier, maar in de praktijk.