Een klachtprocedure bij de Raad van Discipline is een zaak tussen een advocaat en degene die over de advocaat klaagt. Een derde-belanghebbende kan niet tot die zaak worden toegelaten, oordeelde de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
In deze kwestie had de klager een tuchtklacht ingediend tegen de advocaat van zijn broer. De advocaat stond de broer bij in de afhandeling van de nalatenschap van hun vader, en de klager was het niet eens met de manier waarop de advocaat dat deed. De zaak kwam terecht bij de Raad van Discipline. De broer vond echter dat zijn directe belangen daarbij in het geding waren en verzocht de Raad hem als derde-belanghebbende in de tuchtprocedure toe te laten. Dat weigerde de Raad: de Raad van Discipline is immers geen bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, maar een onafhankelijk orgaan dat is ingesteld bij wet (Advocatenwet) en belast is met rechtspraak. Daar is geen ruimte voor een derde-belanghebbende.
De broer stapte naar de rechtbank om dit oordeel aan te vechten. Die verklaarde zich onbevoegd om van het ingestelde beroep kennis te nemen. Wel liet de rechtbank (ook) weten dat de Raad belast is met rechtspraak en géén bestuursorgaan – daarom was beroep bij de rechtbank zinloos. Tegen dit oordeel tekende de broer hoger beroep aan bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Die bevestigde de uitspraak van de rechtbank: de broer van klager kon geen beroep instellen tegen de mededeling van de Raad van Discipline dat hij niet als derde-belanghebbende kon deelnemen aan de tuchtzaak tegen de advocaat. Een derde-belanghebbende kan zich daarom niet voegen in een klachtprocedure bij de Raad van Discipline.