De zaak in kwestie draait om een incident uit mei 2022 waarbij een destijds 20-jarige man een scooterrijder mishandelde en diens scooter vernielde. De man sloeg, samen met enkele medeplegers, het slachtoffer van zijn scooter af, trapte hem tegen zijn hoofd en lichaam en is vervolgens op de scooter gaan springen, waardoor die ernstig beschadigde.
Zowel in eerste aanleg als bij het hof werd de jongeman daarvoor veroordeeld, waarbij er ook een schadevergoeding werd toegekend aan het slachtoffer. Gezien de grote medische, psychische én materiële impact was die schadevergoeding niet mals: 26.368 euro en 72 cent. De raadsheren van het hof vergisten zich echter bij het optellen van alle afzonderlijke posten, en kwamen tot een iets te hoog totaalbedrag à 26.374 euro en 72 cent. Ondanks het minimale verschil diende de advocaat van de verdachte mede om die reden een verzoek tot cassatie in.
Onvoldoende financieel belang
De Hoge Raad boog zich daarom deze week over de zaak, maar was er bijzonder snel uit. “Op grond van artikel 80a lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie kan de Hoge Raad het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaren op grond van onder meer de omstandigheid dat de partij die dat beroep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep”, schrijven de raadsheren in hun opmerkelijk korte arrest.
“Zo’n omstandigheid kan zich voordoen in geval van een ‘te gering financieel belang’. Tegen deze achtergrond blijkt niet dat de verdachte voldoende belang heeft bij vernietiging van de uitspraak van het hof.”
Opmerkelijk
Opmerkelijk is overigens dat de procureur-generaal in mei van dit jaar in zijn conclusie over het bewuste cassatieverzoek nog had geadviseerd om de schadevergoeding wél te wijzigen. Daar denken de raadsheren dus klaarblijkelijk ingrijpend anders over. De verdachte kan dan ook fluiten naar ‘zijn’ zes euro, en zal het hele door het gerechtshof bepaalde bedrag aan het slachtoffer moeten voldoen.