Begin 2025 heeft de algemene raad aan onderzoeksbureau Pro Facto opdracht gegeven een advies uit te brengen over de inrichting van een stelsel van toezicht, klachtrecht en tuchtrecht. Het onderzoek werd uitgevoerd door onder andere Heinrich Winter, hoogleraar bestuurskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Motie-Ellian
De discussie over de inrichting van het toezicht in de advocatuur sleept al enige tijd voort. Dit heeft geleid tot de wijziging van de Advocatenwet met de Wet positie en toezicht advocatuur, die op 1 januari 2015 in werking trad. Uiteindelijk resulteerde dit in een voorstel voor het oprichten van de Onafhankelijke Toezichthouder Advocatuur (OTA): toezicht en klachtrecht, dat bij de lokale dekens zou blijven, worden daarmee gescheiden. De Tweede Kamer nam in 2024 echter met een ruime meerderheid de motie-Ellian aan, met als strekking dat behalve het toezicht ook de klachtbehandeling bij de OTA zou moeten worden ondergebracht. De NOvA wilde dit eerst wetenschappelijk laten onderzoeken en schakelde Pro Facto in.
Ontvlechting
Uit het onderzoek volgt onder meer dat er historisch gezien sprake is geweest van een steeds verdergaande ontvlechting van toezicht en klachtbehandeling. Verder zijn doel en functie van het klachtrecht (reactief, afhankelijk van binnenkomende klachten) wezenlijk anders dan bij toezicht (gericht op bescherming van het algemeen belang).
Relevante signalen
Toezicht en klachtbehandeling hebben inhoudelijk weinig raakvlakken en zijn zeer verschillende activiteiten, aldus Winter: het is niet nodig om beide in één organisatie onder te brengen. Samenvoegen kan zelfs leiden tot een verzwakking van het toezicht én van de klachtbehandeling. Wel is het van belang dat relevante signalen uit de klachtbehandeling bij de toezichthouder komen. Winter stelt voor dat er een relatie komt tussen toezicht en klachtbehandeling, zodat dat signalen uit klachtbehandeling bij de toezichthouder terechtkomen. Hiervoor moet een wettelijke basis worden gecreëerd, aldus de NOvA. Modernisering van het klachtonderzoek is noodzakelijk voordat wordt besloten waar het klachtonderzoek wordt belegd, aldus de algemene raad.
Breed gedragen visie
De afgelopen periode heeft de algemene raad gesprekken gevoerd met het college van toezicht, de raad van advies, leden van het college van afgevaardigden, het dagelijks bestuur van het dekenberaad en met de dekens van de lokale orden – die laatste zijn de huidige toezichthouders. Hieruit bleek ‘een breed gedragen visie’ om spoedig de OTA op te richten en het klachtrecht te moderniseren – vóórdat het klachtrecht definitief centraal wordt belegd. Wat de algemene raad betreft blijven het klachtonderzoek en de klachtbehandeling gedurende de herziening van het klachtrecht belegd bij de lokale dekens. In het komende jaar zal de algemene raad in samenspraak met stakeholders binnen en buiten de NOvA tot een visie komen hoe de modernisering van het klachtrecht vorm zou kunnen krijgen.
Twee opties
Toch werkt Winter de optie uit wanneer toezicht en klachtbehandeling niet in één hand terechtkomen. Waar moet de klachtbehandeling dan worden neergelegd? Hij schetst twee opties: decentraal bij de dekens of centraal in een onafhankelijke landelijke organisatie. De verantwoordelijkheid voor klachtbehandeling neerleggen bij de dekens heeft volgens Winter als nadeel dat verschillen tussen de arrondissementen bij de klachtbehandeling in stand blijven. Ook het door de dekens naar voren gebrachte bezwaar dat zij als individu kwetsbaar en zelf subject van klachten zijn wordt dan niet weggenomen. Een uniforme aanpak op landelijke schaal kan dat voorkomen en heeft bovendien als voordeel, aldus Winter, dat de taak efficiënt en effectief kan worden georganiseerd, waarbij de huidige kwetsbaarheid van de lokale ordebureaus wordt ondervangen. Landelijke organisatie van de klachtbehandeling heeft nog andere voordelen: de klachtbehandelingsorganisatie kan snel en eenvoudig signalen doorgeven aan de toezichthouder. Bovendien is het voor klagers duidelijk waar ze met hun klachten terecht kunnen: de landelijke uniforme klachtvoorziening.
Ongegrond
Om overbelasting van de tuchtcolleges te voorkomen en te regelen dat het niet langer mogelijk is klachten in te dienen over de advocaat van de tegenpartij, moeten – als wordt gekozen voor een centrale klachtenbehandelaar – klachten niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond kunnen worden verklaard, schrijft Winter.

 
				 
             
											 
				 
								 
								 
								 
								 
								 
								 
								 
								 
								 
								 
								 
								