Mr. van de week is Bart Joosen. Hij is in juli benoemd tot hoogleraar prudentieel toezichtrecht aan de Universiteit van Amsterdam. Joosen is als of counsel verbonden aan de Financial Services groep van CMS Derks Star Busmann. Hij is gespecialiseerd in het (Europees) toezicht op de financiële markten met een dieptespecialisatie in het prudentieel toezicht.
U gaat de effectiviteit van nieuwe Europese regelgeving op het terrein van financieel recht onderzoeken. Dat klinkt nogal ambitieus gezien de snelle ontwikkelingen en de hoeveelheid regels?
Het is enorm ambitieus, dat realiseer ik me. Dit onderzoek zal ik ook niet in mijn eentje kunnen volbrengen. Mijn plan is om hiervoor enkele promovendi aan de slag te zetten om een breed opgezet onderzoek mogelijk te maken.
Wat is volgens u het grootste mankement van het prudentieel toezicht?
Regels van prudentieel toezicht worden altijd vastgesteld als reactie op gebeurtenissen in de financiële markten. Regels die vooruitlopen op toekomstige scenario’s zijn zeldzaam. Dat reactieve karakter van het prudentieel toezicht leidt om die reden vaak tot de noodzaak de regels regelmatig bij te stellen. De veranderingen zijn ook om die reden zo frequent en groot in aantal.
De Nederlandse Vereniging van Banken pleit voor een systeem van tuchtrecht voor bankiers. Vindt u dat ook een goed idee?
Persoonlijk vind ik dat geen goed idee. Het veronderstelt dat het beleid en de uitvoering ervan van financiële ondernemingen een zaak is van individuele personen en niet van het collectief en van de onderneming zelf. Bovendien zijn er in het toezicht op financiële ondernemingen meer dan genoeg mogelijkheden om ook individuele personen bij ontoereikend functioneren aan te pakken. Ik geloof er niet in dat dit het herstel van vertrouwen in banken met zich mee gaat brengen.
Wat hoopt u uw studenten in het bijzonder bij te brengen?
Het belang om vraagstukken in de financiële sector altijd in het bredere (multidisciplinaire) perspectief te blijven zien. Als juristen kunnen we maar een deel van de oplossingen aanreiken, andere disciplines en deskundigheid (economisch, actuarieel, bedrijfskundig, wiskundig) spelen een even belangrijke rol.
Wat of wie is in uw juridisch bestaan uw bron van inspiratie?
Dat zijn mijn leermeesters verbonden aan de Universiteit van Tilburg, prof. Herman Schoordijk, prof. Jan Vranken en prof. Theo Raaijmakers. Daarnaast mijn goede vriend prof. Stijn (A.A.) Franken, met wie ik samen studeerde en die, ondanks zijn zeer belangrijke rol in de strafrechtadvocatuur, met zijn beide benen op de grond is blijven staan.
Wat is het hoogtepunt in uw juridische carrière?
Dat ik in 2005 door het Ministerie van Financiën gevraagd ben mee te denken (te samen met twee andere deskundigen, prof. mr. Christel Grundmann-Van de Krol en mr. J.M. van Dijk) over de inrichting van de Wet op het financieel toezicht.
Welk wetsartikel vindt u het mooist?
Artikel 7:401 Burgerlijk Wetboek over de zorg die de opdrachtnemer bij de vervulling van de opdracht in acht moet nemen. Het is een wetsartikel dat ook bij leken zeer bekend is en waar iedereen, ondanks de eenvoudige redactie van de bepaling, een goed beeld heeft van de normatieve betekenis.
Welk wetsartikel het slechtst?
Artikel 3:275 Wet op het financieel toezicht over het geconsolideerde toezicht op banken en beleggingsondernemingen. Ga er maar aanstaan om te begrijpen wat in dat artikel is geregeld!
Welke juridische website raadpleegt u vaak?
www.eur-lex.europa.eu
Welk boek las u het laatst?
The Bankers’ New Clothes: What’s Wrong with Banking and What to Do about It van Anat Admati en Martin Hellwig op advies van mijn goede vriend Kleis Broekhuizen.
Met wie zou u een gevangeniscel willen delen?
Met niemand, als het dan toch zover moet komen dat ik opgesloten word, dan maar in volstrekte eenzaamheid, dan kan ik me volledig concentreren op het lezen van vele, vele boeken.