Mr. van de week is Laurens Winkel. Hij is al sinds 1993 hoogleraar Rechtsgeschiedenis aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Op vrijdag 10 oktober zal hij zijn afscheidsrede uitspreken, getiteld ‘Themis & Clio revisited’. Voordat Winkel hoogleraar werd, was hij zeventien jaar lang in verschillende wetenschappelijke rangen werkzaam aan de rechtenfaculteit van de Universiteit van Amsterdam.
Kunt u alvast een tipje van de sluier oplichten? Wat gaat u uw toehoorders aanstaande vrijdag vertellen?
Ik zal aanknopen bij mijn oratie uit 1993, enige zelfkritiek uitoefenen, ingaan op de recensies van mijn oratie en vooral ingaan op het belang van het Romeinse recht, niet alleen voor het begrip van het privaatrecht, maar ook voor het beter begrip van het publiekrecht.
Bijna veertig jaar in de wetenschap. Bent u nooit nieuwsgierig geweest naar een andere discipline die ook nog eens beter verdienend was geweest? Bijvoorbeeld de advocatuur?
Ik heb inderdaad na mijn afstuderen overwogen eerst advocaat te worden. Ik heb dat toen door min of meer toevallige omstandigheden niet gedaan en heb toen besloten eerst te promoveren. Dat traject was langer dan gedacht, mede door de ingewikkeldheid van het onderwerp (Rechtsdwaling; iedereen wordt geacht de wet te kennen). De voorbereiding van de dissertatie voerde mij rechtstreeks naar een jaloerse minnares, de wetenschap. Wel was ik sinds 1991 rechter-plv. De rechtspraak leek mij toen interessant en uitdagend, zelfs misschien wel als hoofdbetrekking. Van een overstap is het echter niet gekomen. Later, in 1998, werd ik raadsheer plv in het Hof Amsterdam. Het rechterlijk werk heeft mij velerlei nieuwe inzichten gegeven, vooral in de gang van een proces, hetgeen ik als buitengewoon verrijkend heb ervaren, juist ook in het onderwijs.
Hoe belangrijk is het voor de hedendaagse jurist om kennis te hebben van onze rechtsgeschiedenis?
Heel erg belangrijk. Ik ben van de generatie-68, die destijds ervoor ijverde dat de juridische opleiding minder positivistisch werd. Het is zelfs zo dat ik van mening ben dat een rechtenopleiding zonder rechtsgeschiedenis en rechtsfilosofie en een inleiding in de sociale wetenschappen niet noodzakelijkerwijs aan een universiteit zou behoeven te worden gegeven. In een universiteit gaat het, en dit is een van mijn stolpaardjes, om inzicht in samenhang. Die samenhang met andere wetenschappen wordt pas duidelijk als juridisch denken wordt geconfronteerd met geschiedenis, filosofie en sociale wetenschappen. Daarvoor is het onderwijs in de rechtsgeschiedenis, in de rechtsfilosofie en ook in de rechtssociologie onontbeerlijk. En ik vergeet misschien nu nog de elementaire inzichten in de economie. Als argument voor de rechtsgeschiedenis komt er nog bij dat iedere juridische uitspraak in wetenschap en rechtspraak historisch bepaald is, al was het maar door historische feiten en door vroegere rechtspraak. Rechtszekerheid blijft zonder behoorlijke historische reflectie een loze kreet.
Als u het voor het zeggen had…?
Dan was het gedaan met de programmacolleges in de gemeenten. Men speelt nu te veel parlementje in de Gemeenteraad. Het belangrijkste orgaan in de gemeente is ook in de nieuwe Gemeentewet de Gemeenteraad. Vroeger stond er zelfs: aan het hoofd van de Gemeente staat een Raad. Dat is op landelijk niveau anders. Ook zou ik graag het bestuursstrafrecht afschaffen, omdat dit uiteindelijk gevaarlijk is voor de rechtsstatelijkheid.
Wat is het hoogtepunt in uw juridische carrière?
Misschien wel de dag van mijn promotie in 1983 of die van mijn erepromotie in 2013. Zeer onlangs kreeg ik op een congres een tweedelige feestbundel uitgereikt. Ook dat was een volkomen onverwacht hoogtepunt.Ik denk tenslotte aan het moment in 1980 waarop ik ontdekte dat bij een belangrijk handschrift van de Codex Justinianus in het Vaticaan een Middelnederlands gedicht zat ingebonden.
Wie of wat is in uw juridisch bestaan uw bron van inspiratie?
Voor het onderwijs put ik nog altijd inspiratie uit de colleges zoals ze in mijn tijd werden gegeven door Pitlo. Wetenschappelijk gezien ben ik in chronologische volgorde gevormd door Langemeijer en Kisch, mijn promotor Ankum en mijn co-promotor Theo Mayer-Maly uit Salzburg. In het Romeinse recht zijn mij verder vooral de buitengewoon erudiete geschriften van Dieter Nörr, eredoctor van de UvA, tot onbereikbaar voorbeeld.
Welk wetsartikel vindt u het mooist? Welk wetsartikel het slechtst?
Het mooist is misschien art.6:1 BW, al is dit het resultaat van een compromis en is “voortvloeien” niet echt juridisch te plaatsen. Het slechtst, maar ook het lelijkst is 6:173 lid 1 BW. Dit artikel is zonder uitvoerige nadere toelichting zelfs volkomen onbegrijpelijk.
Welke juridische website raadpleegt u vaak?
Rechtspraak.nl
Welk boek las u het laatst?
Een nuttig werkje: Rolf Dobelli, ‘The art of thinking clearly’. Het stelt velerlei vormen van drogredeneringen aan de kaak.
Met wie zou u een gevangeniscel willen delen?
Met mijn vroegere kamergenoot aan de UvA Eric Pool (later hoogleraar Romeins recht aan de VUB in Brussel), iemand van wie ik heel veel leerde en met wie ik vooral ook heel veel plezier heb gehad. Maar ik kom toch beter tot mijn recht buiten de gevangenis.