Mr. van de week is Robert Jan Koopman. Op 1 november is hij benoemd tot vicepresident van de Hoge Raad. Daarmee volgt hij Maarten Feteris op die sinds deze maand president van de Hoge Raad is. Koopman is sinds 2010 raadsheer in de belastingkamer van de Hoge Raad. In 1986 begon hij als medewerker van het wetenschappelijk bureau van ons hoogste rechtscollege. Daarna was hij onder meer docent belastingrecht aan de Universiteit van Amsterdam en vicepresident bij het Gerechtshof Den Bosch.
Waar gaat u zich als vicepresident op toeleggen?
Ik zal leiding gaan geven aan één van de twee afdelingen van de belastingkamer van de Hoge Raad, te weten de afdeling die gaat over, kort samengevat, de heffingen van particulieren. Dat zijn de inkomstenbelasting (zonder winst uit onderneming), de loonbelasting, de erf- en schenkbelastingen, de belastingen van rechtsverkeer, de heffingen van lokale overheden, inclusief de WOZ. Daarnaast behandelt deze afdeling de zaken waarin cassatieberoep is ingesteld tegen uitspraken van de Centrale Raad van Beroep.
Hoe ziet de Rechtspraak er over tien jaar uit?
Anders. Hopelijk kunnen we dan zeggen dat de invoering van het digitaal procederen is gelukt. Mede daardoor verwacht ik dat het onderscheid tussen de verschillende rechtbanken tegen die tijd minder prominent zal zijn dan nu. Er zal dan voor de rechtzoekende één digitaal loket zijn om beroep in te stellen en één loket voor hoger beroep. Dat achter zo’n loket misschien nog elf rechtbanken of vier gerechtshoven schuilen zal dan voor de burger naar ik vermoed nauwelijks zichtbaar zijn.
Wat vindt u het leukste aan uw vak?
Belastingen zijn niet leuk, maar het bieden van rechtsbescherming aan belastingplichtigen en het meewerken aan de ontwikkeling van het belastingrecht is een uitdagende taak. Als je het gevoel hebt dat je op dat gebied hebt bijgedragen aan een stapje in de goede richting is dat heel bevredigend.
Als u Minister van Veiligheid en Justitie was dan…?
…zou ik binnen een mum van tijd weer moeten aftreden. Bewindslieden moeten beschikken over talenten die ik absoluut ontbeer. Ik denk aan de tegenwoordigheid van geest om voor de camera ontspannen te kunnen antwoorden op onverwachte en onwelkome vragen. Maar ook aan de gave om maandenlang, soms zelfs jarenlang, te blijven werken aan een zaak waarin geen beweging te krijgen lijkt.
Wat is het hoogtepunt in uw juridische carrière?
Een rechter moet hopen op een carrière zonder echte hoogtepunten, zoals ook een militair moet hopen op een carrière zonder oorlog. Ik prijs mij gelukkig dat mijn rechterlijke carrière tot nu toe geen echte hoogtepunten heeft gekend. Daarbuiten denk ik dat mijn promotie in 1996 aan de Universiteit van Amsterdam bij prof. Peter Wattel het hoogtepunt in mijn juridische carrière is. De vakgroep belastingrecht van die Universiteit was, en is het denk ik nog steeds, een bijzonder inspirerende omgeving. Ik denk dat ik daar in belangrijke mate ben gevormd als jurist.
Wat of wie is in uw juridisch bestaan uw bron van inspiratie?
Mijn familie, vrienden en kennissen. Ik woon in het dorp waar ik ben opgegroeid. Door de mensen om mij heen en dat wat ons samenbindt, word ik op het rechte spoor gehouden.
Welk wetsartikel vindt u het mooist?
Het idee dat een wetsartikel mooi kan zijn is nieuw voor mij. Ik zou geen voorbeeld van een mooi wetsartikel kunnen noemen.
Welk wetsartikel het slechtst?
Sommige wetsartikelen zijn ongelukkig geformuleerd. Bijvoorbeeld artikel 3.111, lid 6, Wet inkomstenbelasting 2001 daar is sprake van een woning die ‘tijdelijk als hoofdverblijf niet anders dan tijdelijk ter beschikking staat’. Maar zolang er door geleerden wordt geklaagd over ‘de rommelige manier waarop hij (= de Hoge Raad) tot zijn oordeel komt’ (zie de annotatie van A.L. Mertens in BNB 2014/229) past mij enige bescheidenheid.
Welke juridische website raadpleegt u vaak?
Meestal gebruik ik de Kluwer Navigator of rechtspraak.nl. Als ik op een dood spoor zit, wil ik wel eens op wat juridische trefwoorden gaan googlen. Hoewel het zelden direct bruikbaar materiaal oplevert, kun je er door associatie soms wel nieuwe ideeën door opdoen.
Welk boek las u het laatst?
Death comes to Pemberley, door P.D. James, een detectiveroman in de vorm van een vervolg op Pride and Prejudice van Jane Austen.
Met wie zou u een gevangeniscel willen delen?
Met Harry Houdini en liefst zo kort mogelijk. Het lijkt mij verschrikkelijk om in de gevangenis te zitten. Van de verhalen dat het op een hotelverblijf lijkt, geloof ik niets.