“Een absurd verhaal. Een verhaal over een gecompliceerde vriendschap. Over intrige. Over het verdwijnen van een kwetsbare vrouw. Over goede bedoelingen. Bedoelingen die niet altijd goed uitpakten. En zelfs over een dood. Een dood die veel vragen oproept.” Met die woorden opent de podcastserie Het Habbo-mysterie.
In deze zesdelige podcastserie brengen misdaadjournalist Jorina Haspels en het AD het verhaal van Anja van der Zwan. Die verloor zich in de virtuele wereld van het Habbo Hotel en raakte daar bevriend met een Vlaamse. De vriendschap kreeg ook buiten het Habbo Hotel invulling. Toen Anja plotseling overleed, bleek dat haar erfenis naar die Vlaamse vriendin en haar echtgenoot ging. De nabestaanden van Anja beschuldigden het stel daarop van moord. De podcastserie werd opgebouwd als een thriller, met een verdwijning, een mysterieuze dood en familieconflicten, maar feitelijk gezien lag de zaak anders. Anja was overleden aan kanker, niet door een misdrijf. Niemand was strafrechtelijk voor haar dood vervolgd, laat staan veroordeeld. Geen ‘waargebeurde misdaad’ dus.
De echtgenoot van Anja’s Vlaamse vriendin dient hierover een klacht in bij de Raad van de Journalistiek (RvdJ). Volgens hem zet de podcast hem en zijn vrouw ten onrechte neer als mogelijke moordenaars. Ook stelt hij dat zijn wederhoor onvoldoende is verwerkt.
Voor het eerst worden de journalistieke normen van de RvdJ toegepast op een podcast. Frits van Exter wordt ingeschakeld als deskundige om deze nieuwe vorm van journalistiek te duiden. In zijn advies stelt hij dat de Leidraad ook geldt voor verhalende journalistiek, en dat dit genre juist méér zorgvuldigheid vraagt. De creatieve vrijheid en spanning die eigen zijn aan een podcast brengen vanuit journalistiek oogpunt risico’s mee: de betrouwbaarheid kan onder druk komen te staan en de impact op betrokkenen kan zwaarder zijn.
Volgens de RvdJ heeft het AD de grenzen van journalistieke zorgvuldigheid overschreden door de podcastserie als true crime te bestempelen. Er was immers geen sprake van een waargebeurde misdaad. Wekelijks werd één aflevering van de podcast beschikbaar gemaakt. In de eerste afleveringen van de podcast werd informatie achtergehouden om spanning te creëren. De toon van de podcast was suggestief en pas in de vijfde aflevering kreeg klager ruimte voor wederhoor. De RvdJ kwalificeert de podcast op deze punten als eenzijdig en tendentieus.
Op andere punten wordt het AD wél in het gelijk gesteld. Met de sympathie die misdaadjournalist Haspels toonde voor de familie van Anja gaat zij niet over de schreef: een journalist is vrij is in de keuze van de invalshoek. Ook is er geen sprake van ontoelaatbare schending van privacy of van feitelijke onjuistheden.
Het slotoordeel van de RvdJ: deels gegrond, deels ongegrond. Het belangrijkste punt is dat een podcast niet mag worden aangemerkt als true crime als er geen sprake is van een strafrechtelijke veroordeling, en dat een podcast niet omwille van de spanning cruciale informatie mag achterhouden tot een volgende aflevering.