Feiten
De werknemer in deze kwestie trad bij de werkgever in dienst voor de bepaalde tijd van één jaar en nam vanaf aanvang dienstverband deel in de bij de werkgever geldende pensioenregeling. Die werd uitgevoerd door een pensioenfonds. De werkgever besloot om het jaarcontract niet te verlengen. Dat mag, daar kan een werkgever redenen voor hebben. De werknemer wordt echter ziek enkele dagen voor het einde van de arbeidsovereenkomst. Na twee jaar ziekte ontvangt de werknemer een IVA-uitkering. De werknemer stelt zich op het standpunt dat hij arbeidsongeschikt is geworden tijdens de looptijd van het dienstverband en uit dien hoofde aanspraak heeft op premievrije voortzetting van de pensioenopbouw.
Het pensioenfonds is echter een andere mening toegedaan. Het pensioenreglement geeft aan dat indien de deelnemer arbeidsongeschikt is hij aanspraken behoudt op ouderdoms-, partner- en wezenpensioen en op de beschikbare premies die hij bij voortzetting van het deelnemerschap tot de pensioendatum of tot eerder overlijden zou hebben verkregen. Het pensioenfonds stelt dat de werknemer niet heeft voldaan aan de voorwaarden van de genoemde bepaling uit het pensioenreglement. De werknemer is immers vanaf het moment van uitdiensttreding geen deelnemer meer, maar een gewezen deelnemer, omdat de arbeidsovereenkomst vanwege het verstrijken van de looptijd ervan is geëindigd. Het pensioenfonds vindt het niet relevant dat de werknemer toen net een paar dagen ziek was. Er was geen sprake van arbeidsongeschiktheid in de zin van het pensioenreglement, zo betoogt het pensioenfonds.
Oordeel
De rechtbank stelt in haar uitspraak van 11 juni 2025 voorop dat voor de uitleg van een bepaling in een pensioenreglement in beginsel de bewoordingen gelezen in het licht van de gehele tekst doorslaggevend van betekenis zijn . De bedoelingen van partijen bij het tot stand komen van het pensioenreglement zijn niet relevant, tenzij deze blijken uit de opgenomen bepalingen, dus kenbaar zijn. Er moet gekeken worden naar de betekenis naar objectieve maatstaven die uit de bewoordingen volgt. Wel kan gekeken worden naar elders in de tekst gebruikte bewoordingen en naar aannemelijkheid van de rechtsgevolgen van de uitleg.
De rechtbank past vervolgens deze cao-uitleg toe op de onderhavige zaak. Niet alleen de tekst van de bepaling die ziet op premievrije voortzetting wordt daarbij beoordeeld, maar ook wordt meegenomen dat een deelnemer kan worden gedefinieerd als werknemer en een gewezen deelnemer als degene wiens deelnemerschap voor de pensioendatum of de herschikdatum is beëindigd en die nog aanspraken op pensioen ingevolge het pensioenreglement aan het pensioenfonds kan ontlenen. Het pensioenreglement bepaalt ook, aldus de rechtbank, dat het deelnemerschap eindigt op de pensioendatum of indien eerder, op de dag waarop het dienstverband met de werkgever wordt beëindigd, met uitzondering van beëindiging van het dienstverband ten gevolge van arbeidsongeschiktheid dan wel andere arbeidsvoorwaardelijke regelingen die zijn getroffen met de werkgever.
De rechtbank concludeert dat in deze kwestie de arbeidsovereenkomst na de duur van de looptijd van één jaar is geëindigd als gevolg van het verstrijken van de looptijd ervan en niet vanwege de arbeidsongeschiktheid of anderszins getroffen regelingen met de werkgever. De werknemer kwalificeert dan ook met ingang van de eerste dag na het einde van het dienstverband als een gewezen deelnemer en niet als een deelnemer.
De bepaling over de premievrije voortzetting ziet echter alleen op de deelnemer en niet op de gewezen deelnemer. En ook de wijze waarop de arbeidsovereenkomst is beëindigd, maakt niet dat de werknemer alsnog kwalificeert als een deelnemer. Helaas dus voor de werknemer worden zijn vorderingen afgewezen.
De rechtbank overweegt voorts ook nog dat er geen sprake is van een ongeoorloofd onderscheid tussen werknemers in vaste dienst en werknemers in tijdelijke dienst en dat ook naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid de handelwijze van het pensioenfonds niet onaanvaardbaar is.
De werknemer had nog een beroep gedaan op het Convenant over dekking van arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrijstelling in pensioenregelingen, maar dat is pas geruime tijd ná de aanvang van de arbeidsongeschiktheid van de werknemer in werking getreden en heeft geen terugwerkende kracht. En kan naar het oordeel van de rechtbank geen rol spelen in uitleg van een pensioenreglement.
Voor de werknemer was het ook mogelijk geweest om naar de Ombudsman Pensioenen te gaan en in bijvoorbeeld een bemiddeling wel tot een oplossing te komen. Voorts kan echter ook de vraag worden gesteld of er écht geen sprake is van ongelijke behandeling; de normen daarvan zijn objectief en helder. Of de uitkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is hangt ook nauw samen met alle feiten en omstandigheden gelegen ook in de persoon van de werknemer. Daarover biedt het vonnis niet alle informatie. Maar het in aanmerking komen voor een IVA-uitkering op relatief jonge leeftijd maakt dat de feiten en omstandigheden in elk geval ernstig zijn.