Partnerbijdrage van

Relatievermogensrecht: “Opnieuw grijpt de wetgever in achter de voordeur”

Delen:

Freek Schols

De wetgever wijzigt opnieuw de spelregels in het relatievermogensrecht. Dit keer op het vlak van pensioenen. “Er wordt ingegrepen in privéverhoudingen. Ik vind dat principieel onjuist en onaanvaardbaar”, zegt Freek Schols.

Per 1 januari van dit jaar is het alimentatierecht gewijzigd. In een notendop: op het vlak van de looptijd van de alimentatie is de basistermijn van 12 jaar gewijzigd in een basistermijn van 5 jaar. Op deze termijnen bestonden en bestaan veel uitzonderingen. De liefhebber verwijs ik naar het vernieuwde artikel 1:157 BW. Hoewel de ingreep in het alimentatierecht minder vergaand is dan in eerste instantie was voorgesteld, is het alimentatiepakket minder royaal dan dat het was. Tot mijn verbazing – ik schreef hierover eerder in een eerdere column – is het overgangsrecht zo opgezet dat ook stellen die getrouwd zijn vóór 1 januari 2020 bij een onverhoopte scheiding geconfronteerd worden met dit nieuwe, veelal vermagerde alimentatieregime.

Den Haag wijzigde de spelregels tijdens het huwelijksspel. Er wordt hiermee ingegrepen in privéverhoudingen. Ik vind dat principieel onjuist en onaanvaardbaar. Het oude alimentatieregime was immers voor de gehuwden part of the deal, een onderdeel van het ‘ja ik wil.’ Ondeugende en goedgeïnformeerde aspirant-alimentatiebetalers hebben ongetwijfeld de schone relatieschijn opgehouden en het echtscheidingsverzoek uitgesteld tot 1 januari 2020. De wetgeving lokte daartoe uit.

Ingrijpen achter de voordeur

Dit relatievermogensrechtelijke ingrijpen achter de voordeur dreigt opnieuw te gebeuren, nu op het relatievermogensrechtelijke vlak van het pensioenrecht. Wat is er aan de hand?

Op dit moment is bij de Wet pensioenverevening bij scheiding en de Pensioenwet vastgelegd wat te doen met ouderdomspensioen en partnerpensioen in geval van scheiding. Kort gezegd is het uitgangspunt dat ouderdomspensioen – voor zover opgebouwd tijdens het huwelijk – wordt gedeeld tussen de partners. Het (bijzonder) partnerpensioen komt toe aan de ex, waarbij, anders dan bij het ouderdomspensioen, ook de voorhuwelijkse opbouw naar de ex gaat. [1] Met het Wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding 2021, dat nu in behandeling is, wordt het pensioenregime echter ingrijpend gewijzigd.

Nieuwe pensioenregels

Opvallend onderdeel van het voorstel is dat de te verdelen pensioenpotten worden geconverteerd in een eigen pensioenpot voor pensioendeelnemer en een eigen pensioenpot voor de verdelingsgerechtigde ex. Dit zorgt voor een clean break tussen de ex-partners. Dit is een wijziging ten opzichte van het huidige systeem, waarbij de vereveningsgerechtigde ex echtgenoot als hoofdregel een pensioenvoorziening krijgt dat afhankelijk is van het pensioen van de opbouwer.

Een andere opvallende wijziging heeft plaats op het terrein van het partnerpensioen. Nog slechts de halve partnerpensioenpot komt toe aan de ex-partner en de voorhuwelijkse periode blijft buiten de verdeling. Of deze stappen zijn toe te juichen of niet laat ik nu rusten, maar duidelijk is dat het een wijziging betreft die niet alleen de verdelingstechniek aangaat, maar ook de omvang van de te delen buit. En de vraag die dan opkomt, na de ervaringen met het alimentatierecht, is of deze nieuwe pensioenspelregels, net als het nieuwe alimentatieregime, ook gaan gelden voor echtgenoten of geregistreerde partners die getrouwd of geregistreerd zijn onder het huidige regime.

Artikel 18 van het wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding 2021, bepaalt op dit moment het volgende:

“Deze wet is niet van toepassing op een scheiding die heeft plaatsgevonden voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.”

Niet het tijdstip van het aangaan van het huwelijk of het partnerschap is dus beslissend, maar de datum van scheiding. Zo worden, bijvoorbeeld, echtgenoten die huwden in 1998 bij een eventuele scheiding in 2023 onderworpen aan het nieuwe regime. Opnieuw geldt dus dat de wetgever vermogensrechtelijk ingrijpt achter de voordeur. Is dit goed doordacht? Hoe verhoudt dit zich met het leerstuk van eerbiediging van verkregen rechten?

Nieuwe regels schaden het vertrouwen in de overheid

Hoe het ook zij: het overgangsrechtelijke uitgangspunt dat de nieuwe pensioenwetgeving ook gaat gelden voor partners die in het verleden in het bootje zijn gestapt, komt het relatievermogensrechtelijke vertrouwen in de overheid niet ten goede. Het huwelijk en geregistreerd partnerschap dient juist rechtszekerheid te geven.

Bij het alimentatierecht is het te laat, maar hoop doet leven. Mijn oproep is dan ook om niet te tornen aan bestaande relatievermogensrechtelijke rechtsverhoudingen. Laat het nieuwe regime gelden voor mensen die huwen of een geregistreerd partnerschap aangaan na de inwerkingtreding van de wet. Wellicht is dit wat ingewikkelder voor het pensioenfonds, maar de belangen van de individuele gehuwde of geregistreerde (en wellicht scheidende) burger wegen zwaarder.

[1] Voor een volledig beeld van het huidige en voorgestelde pensioenregime verwijs ik de lezer naar mijn collega mr. Frank Hoens, Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie 2019/7260 en 7261.

Dit bericht verscheen eerder op verderdenken.nl.

Meer weten over de nieuwste ontwikkelingen in de familierechtpraktijk? Bekijk ook het webinar over Echtscheidingserfrecht met Freek Schols.

Delen:

Scroll naar boven