Op 22 oktober publiceerde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een overzichtsuitspraak waarin op een rij wordt gezet hoe gemeenten moeten omgaan met een verzoek om identiteitsgegevens te wijzigen in de basisregistratie personen. Deze ‘rectificatieverzoeken’ gaan vaak gepaard met bewijsproblemen, omdat burgers buitenlandse documenten aandragen waarvan soms lastig is vast te stellen of de inhoud juist is. Wordt een dergelijk verzoek gedaan, dan moet uit nieuw ingediende documenten ‘buiten redelijke twijfel’ volgen dat de gegevens die daarin staan, juist zijn. Maar hoe moet dat worden beoordeeld?
Drie stappen
Daarover geeft de Afdeling bestuursrechtspraak in deze overzichtsuitspraak een nieuw kader. Als eerste stap moet de aanvrager aannemelijk maken dat het document een zogenoemd brondocument is, zoals een geboorteakte of een paspoort – of soms een kopie, uittreksel of afschrift daarvan. In de tweede stap moet worden beoordeeld of de gegevens daarin ook juist zijn. Als een college van burgemeester en wethouders daaraan twijfelt, moet het aannemelijk maken dat de buitenlandse instantie geen behoorlijk onderzoek heeft gedaan naar de feiten toen zij het document verstrekte. Kan het college dit niet (of als het geen twijfels heeft over de gegevens in het brondocument) dan staat de rechtsgeldigheid van het brondocument vast. In de derde stap moet aannemelijk zijn dat de gegevens in het document ook betrekking hebben op de aanvrager. Die laatste moet bij twijfel aannemelijk maken dat hij of zij degene is over wie het document gaat, bijvoorbeeld met DNA-onderzoek.
Amicus curiae
De uitspraak is mede tot stand gekomen met de hulp van een groot aantal instanties en personen. In maart 2025 vroeg de Afdeling bestuursrechtspraak organisaties en mensen om in deze en drie vergelijkbare rechtszaken mee te denken over dergelijke wijzigingsverzoeken. Normaal gebruiken bestuursrechters alleen gebruik van informatie die procespartijen in een rechtszaak aanleveren, maar soms hebben zij behoefte aan meer of andere informatie. In deze zaken wilde de Afdeling bestuursrechtspraak een breder beeld van de gevolgen van het toe- of afwijzen van rectificatieverzoeken. Ook wilde zij meer weten over problemen bij het beoordelen van buitenlandse documenten die aan zo’n verzoek ten grondslag liggen. In totaal hebben 45 personen en organisaties (‘amicus curiae’) gereageerd, waaronder de IND, de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken, de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens, diverse gemeenten en individuele personen.
In vijf zaken
Dit is de vijfde zaak waarin de Afdeling bestuursrechtspraak dit instrument inzet. In oktober 2018 publiceerde de Afdeling het evaluatieonderzoek naar de toepassing van de amicus curiae. Op dat moment had de Afdeling in drie bestuursrechtelijke procedures ervaring opgedaan met deze ‘meedenkers’ als informanten van de rechter. De opstellers van het evaluatierapport adviseerden om de bevoegdheid om een amicus curiae in te zetten wettelijk vast te leggen. De Wet amicus curiae en kruisbenoemingen trad op 1 juli 2021 in werking. Sindsdien heeft de Afdeling nog twee keer een amicus (of meerdere) ingezet: een rechtszaak over vleermuizen in spouwmuren, en de huidige zaak over de rectificatieverzoeken over de basisregistratie persoonsgegevens.