Een aantal piketpalen zijn van belang om te kennen.
- Vanaf tien jaar voor AOW-datum mag het pensioen al (deels) ingaan. Daarnaast volledig blijven werken is (fiscaal) geen probleem.
- Parttime werken tot 50 procent mag, vanaf ook tien jaar voor AOW-datum, in combinatie met pensioenopbouw over het volledige oude salaris.
- Als gevolg van demotie − zelfde aantal uren, maar lager gekwalificeerde functie − mag je ook over het oude hogere salaris pensioen blijven opbouwen.
- Deze drie aspecten gecombineerd resulteren vaak in een generatie-regeling: 70 procent werken, 80 procent salaris en 90 procent pensioenopbouw.
- Pensioen mag verder uitgesteld worden tot vijf jaar na AOW-datum. Ook mag in die periode nog pensioen opgebouwd worden, maar of dat verstandig is, is de vraag. Beter is dan wellicht sparen voor een tijdelijke oudedagslijfrente (die maar vijf jaar hoeft te duren).
- Verder mag (per uitvoerder) de AOW worden overbrugd bij eerdere pensioeningang (zonder echt te stoppen met werken), zodat ‘kleine pensioenpotjes’ snel leeggehaald kunnen worden voor alleen een AOW-overbrugging.
- Tot slot mag, uiteraard in combinatie met bovenstaande, worden gekozen voor een hoog/laag-pensioen, uitruil ouderdoms-/nabestaandenpensioen en mogelijk ook de lumpsum te zijner tijd.
Tevens moet er dan aandacht zijn voor de arbeidsrechtelijke en sociale zekerheidsaspecten. Waarbij de WIA en WW altijd het salaris volgen en de loondoorbetaling bij ziekte na AOW-datum beperkt is tot maar zes weken. Met de mogelijkheid van maar liefst zes tijdelijke arbeidscontracten (binnen vier jaar) na AOW-datum.
Kortom, alle spelregels omtrent ‘eerder parttimen en flexibiliseren om het langer, tot en zelfs na pensioendatum’ vol te houden, zijn geen spelbrekers!
