Zogenaamd democratisch

Delen:

De journalist Joris Luyendijk bracht drie maanden geleden het boekje Kunnen we praten (2017) uit, een wijdlopige analyse van het onbehagen onder de burgers, het wantrouwen tegen de gevestigde politieke partijen en de populistische onrust in tal van westerse democratieën. Het is een betoog waarin veel thema’s die Luyendijk de laatste jaren behandelde ― multiculturalisme, terrorisme, de financiële crisis, neoliberale technocratie ― terugkeren in een omvattende analyse van wat je misschien als de huidige indentiteitscrisis van westerse democratieën zou kunnen omschrijven. Eén uitspraak in Luyendijks betoog viel me bijzonder op. Een leraar uit Terneuzen, volledig ontgoocheld over de marktwerking en schaalvergroting in het onderwijs, had Luyendijk bij een lezing gevraagd: “Wanneer waren de verkiezingen waarin ik hierover kon stemmen?” (2017, p. 52).

Voor Luyendijk was dit een sleutelvraag. Er had sinds de jaren tachtig in Europa volgens hem “een soort Sluipende Verbouwing plaatsgevonden” waar de kiezers nooit over waren geraadpleegd: “De omarming van marktwerking en schaalvergroting, maar ook de toetreding van nieuwe landen tot de EU, de NAVO of de eurozone… Het waren steeds voldongen feiten, maar omdat alle gevestigde partijen er achteraf mee instemden was het zogenaamd ‘democratisch’” (2017, p. 52).

In een aantal opzichten is dit een vrij malle kritiek. We hebben allemaal ideeën over de inrichting van de samenleving, maar als individuele burgers zijn we ieder maar één stem onder miljoenen. De Nederlandse overheid is een enorm complexe en wijdvertakte organisatie die iedere dag op talloze manieren ingrijpt in een samenleving die zich voor een groot deel autonoom ontwikkelt. De ingewikkelde resultante hiervan is veeleer een ruwe beweging in de richting van een vage, democratisch gelegitimeerde bestemming dan een weloverwogen en opzettelijke stap naar een duidelijk einddoel. Het electoraat kan in de verkiezingen de richting van de maatschappelijke ontwikkeling enigszins bijsturen, maar het bestuur van een open samenleving is geen instantie die de maatschappij vormt naar een vooraf bepaalde blauwdruk waar kiezers overeenstemming over hebben bereikt. Het schip van staat is een logge olietanker die moeilijk van koers verandert, geen wendbare speedboot. Met andere woorden, de sociaal-economische ontwikkeling van een land is altijd een soort “Sluipende Verbouwing” zonder duidelijke architect of opdrachtgever. Het heeft weinig zin om je daarover te beklagen.

Ook kan het voor de burgers geen geheim geweest zijn dat aan het eind van de vorige eeuw politieke leiders koers zetten op privatisering, marktwerking en schaalvergroting. Niet alleen politici maar ook grote groepen burgers waren toen razend enthousiast over de markt. De maatschappelijke rol van “manager” had destijds nog niet de negatieve connotaties die het nu heeft ― die van bonussen en zelfverrijking. Integendeel, “de manager” ― de efficiënte, creatieve, ondernemende welvaartschepper ― was een soort cultureel type dat de waarden en idealen van westerse samenlevingen leek te belichamen. De belofte van verlicht bestuur en technocratie waren met de Sovjet Unie gestorven. Managers en de markt zouden ons naar een nieuw nirwana leiden. Met snelle ontwikkeling van computertechnologie en internet was bovendien het tijdperk van de “nieuwe economie” aangebroken. Onder leiding van een doortastende klasse bedrijfskundige professionals zou de economisch conjunctuur volledig verdwijnen. Wie goed naar “de omarming van marktwerking en schaalvergroting” kijkt, vindt daarop ook de vingerafdrukken van grote groepen burgers.

Toch wil ik de onmacht van de leraar uit Terneuzen niet bagatelliseren. Zijn vraag drukt een reëel gevoelde en herkenbare machteloosheid uit. Het enthousiasme voor marktwerking aan het einde van de vorige eeuw werd weliswaar democratisch gedragen, maar heeft niettemin geleid tot een gekrompen democratische handelingsruimte. Privatisering en verzelfstandiging van overheidstaken plaatsen instituties tot op zekere hoogte buiten het bereik van de democratische besluitvorming. Als een overheidstaak eenmaal is geprivatiseerd of verzelfstandigd, dan zijn de kiezers hun directe zeggenschap erover kwijt. Daarnaast ontbreekt het nog steeds aan een coherent en levensvatbaar alternatief voor het neo-liberale beleid dat alle mainstream politieke partijen sinds de val van de muur met kleine variaties hebben omarmd. Waar moet een kiezer naartoe die niet langer tevreden is met deze koers? Er zijn wel allerlei aanzetten voor een nieuwe aanpak in de academische literatuur, maar vooralsnog heeft nog niemand dat handen en voeten gegeven in de praktijk op een manier die gewone burgers aanspreekt. In de jaren 90 kon Wim Kok nog furore maken met een politiek die wars was van de experimenten. Deze tijd vraagt juist om politici met Experimentierfreude.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Ook interessant:

Scroll naar boven