De gedragsregels 1992 verboden, zo lezen we in de toelichting op gedragsregel 22, nog ieder contact van een advocaat met een getuige die door de wederpartij was aangezegd. Op grond van die gedragsregel werd het spreken met een (potentiële) getuige zonder meer als klachtwaardig aangemerkt. Lees bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden van 28 oktober 2019. Zelfs met de nieuwe gedragsregel al in werking, werd een klacht over schending van de oude gedragsregel 16 in die uitspraak gegrond verklaard, enkel vanwege het feit dat de advocaat een persoonlijk gesprek had gevoerd met getuigen, terwijl van beïnvloeding geen sprake leek te zijn geweest.
Maar opvattingen veranderen en voortschrijdend inzicht maakte dat de regel in 2018 werd genuanceerd. Inmiddels is contact met getuigen, of deze nu van het eigen kamp zijn of van het ‘vijandelijke’ kamp, onder voorwaarden toegestaan en draagt die mogelijkheid bij aan de equality of arms in procedures. Dat betekent echter niet dat alles kan worden besproken of geschreven. De advocaat behoort in contacten met getuigen grote prudentie aan de dag te leggen en moet zich vanzelfsprekend onthouden van (een poging tot) beïnvloeding van die getuigen.
Vaak komt het niet voor dat er klachten over worden ingediend, maar toch hebben we de afgelopen jaren enkele klachten over schending van gedragsregel 22 gevonden. Daaruit lijkt te kunnen worden geconcludeerd dat contact opnemen of spreken met, dan wel aanschrijven van al dan niet reeds aangezegde getuigen voor een advocaat in tuchtrechtelijk opzicht risicovol is. In 2021 werd bijvoorbeeld geklaagd over een advocaat die een al in de dagvaarding genoemde getuige aanschreef om hem aansprakelijk te stellen. Zowel de Raad als het Hof van Discipline verklaarden die klacht gegrond. Volgens het Hof had de advocaat hiermee in strijd met de kernwaarde integriteit gehandeld, door de getuige op ontoelaatbare wijze te beïnvloeden. “Een getuige moet in volledige vrijheid, onafhankelijkheid en naar waarheid een verklaring kunnen afleggen”, aldus het Hof. Dit leidde tot een berisping.
In mei 2024 oordeelde de Raad van Discipline ’s-Hertogenbosch over een advocaat die zowel voorafgaand aan als na afloop van een getuigenverhoor de getuige de hand had geschud en daarbij op min of meer indringende wijze had gewezen op de consequenties die schending van de geheimhoudingsverplichting voor hem zou hebben. Ook deze handelwijze werd in strijd met de kernwaarde integriteit geacht. De Raad was van mening dat de advocaat zich had moeten onthouden van verdergaand contact dan het schudden van de hand van de getuige.
Op 4 augustus 2025 werd door de Raad van Discipline ’s-Hertogenbosch uitspraak gedaan over een klacht over een advocaat die in een periode van drie maanden veertien brieven zond aan klaagster, waarin zij uiteindelijk ook aankondigde om klaagster als getuige te gaan horen. De frequentie, inhoud en toonzetting van de brieven waren zodanig dat klaagster zich geïntimideerd voelde en om een getuige zo onder druk te zetten past een advocaat naar het oordeel van de Raad niet.
Tot nog toe niet heel opmerkelijk, deze uitspraken. Getuigen behoren niet door advocaten onder druk te worden gezet. Bijzonder werd het in een nog recentere zaak die speelde bij de Raad van Discipline Amsterdam. Daar werd een advocaat op 11 augustus 2025 berispt om het benaderen van een potentiële getuige van de wederpartij op een wijze die niet anders kon worden aangemerkt dan als een poging tot ongeoorloofde beïnvloeding van die getuige. De advocaat had, daags nadat van de getuige een verklaring in het geding was gebracht, die getuige per e-mail aangeschreven en hem laten weten dat hij daarmee in strijd had gehandeld met nog geldende geheimhoudingsafspraken. De advocaat gaf aan dat haar cliënte overwoog om hem aansprakelijk te stellen en sommeerde de getuige te bewijzen dat hij niet vaker de overeengekomen geheimhouding had geschonden door informatie te verstrekken en eventuele andere verklaringen die door hem waren afgelegd in te trekken. Ook dit leverde de advocaat in kwestie een berisping op wegens schending van een kernwaarde. Maar daar bleef het niet bij. Er werd namelijk tevens geklaagd over twee kantoorgenoten van de betreffende advocaat. Naar de mening van klaagster hadden beide advocaten ook gepoogd om de getuige te beïnvloeden, nu zij ook betrokken waren bij de procedure waarin hun kantoorgenote zich daar schuldig aan had gemaakt.
In de procedure en tijdens de zitting betoogden de advocaten dat hun kantoorgenote niet klachtwaardig had gehandeld, maar de getuige enkel had gewezen op de overeengekomen geheimhoudingsbepalingen. Het was bovendien nooit de bedoeling geweest om hem te beïnvloeden. En juist dat werd hen kwalijk genomen. De mededelingen aan de getuige konden namelijk moeilijk anders worden opgevat. Door het gedrag van hun kantoorgenote te vergoelijken lieten zij volgens de Raad zien dat zij onvoldoende gewicht toekenden aan het belang van gedragsregel 22, die beoogt de onafhankelijkheid van getuigen te waarborgen en ongeoorloofde beïnvloeding te voorkomen.
Het in de bres springen voor kantoorgenoten kan een advocaat dus duidelijk duur komen te staan. Niet alleen leverde dit de beide kantoorgenoten een waarschuwing op, maar zij kregen ook een kostenveroordeling van € 1.250. Benieuwd of hoger beroep zal worden ingesteld.
