De Assembly of States Parties (Vergadering van Lidstaten), niet-gouvernementele organisaties, academici en andere geïnteresseerde waarnemers eisen meer transparantie in een vroeg stadium van de strafrechtelijke procedures van het Haagse Internationaal Strafhof (International Criminal Court, ICC). Het Bureau van de Aanklager (Office of the Prosecutor) wil ook best transparanter werken. Maar wat dat betekent en welke gevolgen dat heeft, daarover is volgens Jillian Dobson onvoldoende nagedacht. Op 4 oktober promoveert deze Canadese rechtsfilosofe aan de Vrije Universiteit op het proefschrift The Transparency Turn at the International Criminal Court. Haar promotoren zijn Wouter Werner, hoogleraar internationaal recht en Tanja Aalberts, hoogleraar recht en veiligheid.
Transparantie
Transparantie wordt vaak gezien als oplossing voor uiteenlopende problemen: het klinkt aantrekkelijk, helder en eenduidig. Maar verhoogde transparantie kan er ook toe leiden dat bepaalde doelstellingen van het Hof worden ondermijnd: wie (te) transparant is, verliest ook zijn afschrikwekkende werking. De roep om meer transparantie is volgens Dobson onlosmakelijk verbonden met een managementcultuur en wordt vaak tot uiting gebracht in de communicatiepraktijken van het Hof die lijken op marketing- en PR-praktijken. Dobson bestudeerde hoe het Hof gebruikt maakt van X en Instagram, hoe het persberichten publiceert en hoe arrestatiebevelen en dagvaardingen openbaar worden gemaakt. In haar studie bouwt Dobson voort op recente management- en marketingbenaderingen van het internationaal strafrecht.
Arrestatiebevelen
Dat transparantie negatieve kanten heeft, blijkt wel uit de arrestatiebevelen van het Internationaal Strafhof. Worden die met het publiek gedeeld, dan volgt er aanzienlijk minder vaak en minder snel een aanhouding dan wanneer de zoektocht onder de radar blijft. “Het delen van die arrestatiebevelen is in feite een vorm van PR”, aldus Dobson.
Onder de radar
Sinds de oprichting van het Strafhof hebben, voor zover bekend, 24 arrestatiebevelen geleid tot een aanhouding. In zestien gevallen volgde de arrestatie op een stilgehouden zoektocht. De overige acht verdachten werden opgepakt na een openbaar arrestatiebevel. Het ‘onder de radar’ speuren naar een verdachte leidde niet alleen vaker, maar ook snéller tot aanhouding dan wanneer de buitenwereld ‘meezocht’. Na een stilgehouden arrestatiebevel duurde het maximaal twee jaar tot een verdachte werd aangehouden, tegenover maximaal negen jaar nadat naam en foto waren gedeeld.
Poetin
Geheim opereren werkt beter, stelt Dobson: verdachten kunnen dan niet in je kaarten kijken. Het Internationaal Strafhof richt zich doorgaans op verdachten in machtsposities, zoals presidenten van landen (denk aan Poetin, die ook weet van zijn arrestatiebevel), de legertop, het hoofd van een politiemacht. “Deze mensen kunnen hun macht misbruiken om een arrestatie te voorkomen.”
Symbolisch
Het ICC moet balanceren: opsporen en vervolgen van verdachten, maar ook voldoen aan de verwachtingen en eisen van de samenleving. Het publiekelijk delen van arrestatiebevelen is volgens Dobson grotendeels symbolisch van aard: “Om aan ngo’s en slachtoffers te laten zien: het ICC handelt! Het zet alles op alles om de dader van het aangerichte leed te pakken. Aan de daders: we zitten je op de hielen! En aan lidstaten: kijk, dit doen we met het geld. Het is in feite een vorm van PR. Maar die transparantie zorgt voor minder aanhoudingen.” De onderzoeker adviseert alle betrokken partijen, van juristen tot wetenschappers, ngo’s en het Strafhof zelf, om “het bijna mythische begrip transparantie” goed onder de loep te nemen. “Wat bedoelen we hiermee en wat is precies ons doel? En hoe beïnvloedt het de werkwijze en effectiviteit van het hof?”