Laatste update
Op 30 mei 2023 heeft de Eerste Kamer ingestemd met de Wet toekomst pensioenen. Op 1 juli 2023 is de nieuwe wet ingegaan. Er is wel een overgangsfase, zodat de pensioenuitvoerders de tijd krijgen om de aanpassingen als gevolg van de nieuwe wetgeving te regelen. Dit is geregeld in de wettelijke bepalingen over de transitie en dat moet ervoor zorgen dat de overgang naar het nieuwe stelsel goed verloopt en voor iedere betrokkene inzichtelijk is. Vóór 1 januari 2028 moet iedereen de keuze hebben gemaakt om wel of niet over te stappen.
Soorten overeenkomsten
Artikel 10 Wtp bepaalt dat de pensioenovereenkomst een premieovereenkomst is. Er zijn drie soorten voor de pensioenen op opbouwbasis:
- een solidaire premieovereenkomst;
- een flexibele premieovereenkomst; en
- een premie-uitkeringsovereenkomst.
Solidaire premieovereenkomst
Bij een solidaire premieovereenkomst berekent de pensioenuitvoerder de kans dat met de premie de beoogde pensioendoelstelling wordt behaald. Dit staat in artikel 10a Wtp. Deze berekening wordt bij de opdrachtaanvaarding gedaan en ook periodiek, minimaal eenmaal per 5 jaar door een scenario-analyse. Binnen de solidaire premieovereenkomst is er sprake van een buffer om eventuele tegenvallende resultaten op te vangen. Dit heet de solidariteitsreserve. Dit is geregeld in artikel 10d Wtp.
Een solidariteitsreserve heeft een maximale omvang van 15% van het geheel voor pensioen gereserveerde vermogen. De solidariteitsreserve kan niet negatief zijn. Wordt de solidariteitsreserve gevuld uit premies of overrendement? Dan mag de inleg uit premie niet meer dan 10% zijn van de premiesom per deelnemer per jaar. De inleg uit overrendement mag niet meer dan 10% van het positieve collectieve overrendement per jaar bedragen.
Flexibele premieovereenkomst
De flexibele premieovereenkomst is geregeld in artikel 10b Wtp. Bij een flexibele premieovereenkomst wordt de premie belegd tot de pensioendatum. Het kapitaal dat uit de premies voortvloeit wordt vanaf de pensioendatum gebruikt voor de financiering van een vastgestelde of variabele uitkering. Een risicodelingsreserve kan onderdeel zijn van een flexibele premieovereenkomst, maar dit is geen vereiste. Met uitzondering van een bedrijfstakpensioenfonds dat kiest de flexibele premieregeling. Hiermee wijkt de flexibele overeenkomst af van de solidaire overeenkomst, waarbij er wel sprake is van een verplichte buffer.
Voorwaarde bij de flexibele overeenkomst is wel dat het voor pensioen bedoelde vermogen niet negatief mag zijn. Bij een flexibele premieovereenkomst met beleggingsvrijheid worden financiële mee- of tegenvallers als gevolg van het beleggingsrisico niet gecompenseerd door de risicodelingsreserve. De pensioenuitvoerder stelt regels vast voor het vullen en uitdelen uit de risicodelingsreserve. Volgens de wet moeten deze regels evenwichtig, transparant en onderling consistent zijn. Ook worden deze regels voor langere tijd vastgesteld.
De risicodelingsreserve mag alleen worden gevuld uit premies en dus niet uit rendement, dat overigens wel mag bij de solidariteitsreserve. De inleg uit premies mag niet meer zijn dan 10% van de premiesom per deelnemer per jaar.
Premie-uitkeringsovereenkomst
Artikel 10c Wtp regelt de premie-uitkeringsovereenkomst. Hierbij wordt de premie belegd tot de pensioendatum. Het kapitaal dat uit de premies voortvloeit wordt vanaf de pensioendatum gebruikt voor de financiering van een vastgestelde of variabele uitkering. Deze vorm kan alleen door een verzekeraar worden uitgevoerd. Verzoekt een deelnemer in de laatste 15 jaar voor de pensioengerechtigde leeftijd dat de verzekeraar uitkeert? Dan is de verzekeraar verplicht om het tot op dat moment opgebouwde kapitaal of de vanaf dat moment beschikbaar gestelde premie geheel of gedeeltelijk te gebruiken voor een aanspraak op een vastgestelde uitkering vanaf de pensioendatum. Ook bij deze overeenkomst geldt de regel dat het voor het pensioen bestemde vermogen niet negatief kan zijn.
Benieuwd naar alle belangrijkste wijzigingen? Lees dan het volledige artikel.