In deze zaak gaat het om een docente Spaans op een MBO-school met een arbeidscontract voor 9,21 uur per week, die feitelijk twee volle dagen per week op de school aanwezig is. Haar twee kinderen maken twee dagen in de week gebruik van kinderopvang, waarvoor de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2017 heeft vastgesteld op 5.687 euro. Daarvan wordt nu 3.850 euro teruggevorderd. Alleen betaalde arbeid wordt volgens de Belastingdienst/Toeslagen in aanmerking genomen voor het recht op kinderopvangtoeslag. De vrouw vindt dat niet terecht, omdat zij meer uren werkt dan in haar arbeidscontract staat, zoals het opzetten van een lesprogramma, het voorbereiden van de lessen en het volgen van teamoverleg. Volgens haar pakt de uitleg die de Belastingdienst/Toeslagen aan het begrip ‘gewerkte uren’ geeft, in haar geval onevenredig uit.
Staatsraad advocaat-generaal
Voorzitter Bart Jan van Ettekoven van de Afdeling bestuursrechtspraak vraagt staatsraad advocaat-generaal Peter Wattel hoe het begrip ‘gewerkte uren’ in het Besluit kinderopvangtoeslag moet worden uitgelegd. Is enkel bepalend wat werkgever en werknemer in het arbeidscontract zijn overeengekomen? Of is mede bepalend hoeveel uren de werknemer feitelijk heeft besteed aan de overeengekomen arbeid?
Heropend
De zaak is 5 oktober 2021 op zitting behandeld. Met het verzoek aan de staatsraad advocaat-generaal om een conclusie (een advies) te nemen, wordt de zaak heropend. De vrouw en de Belastingdienst/Toeslagen mogen eerst nog schriftelijk reageren op de vragen. Vervolgens neemt staatsraad advocaat-generaal Wattel zijn conclusie en kunnen procespartijen daar weer op reageren. De Afdeling bestuursrechtspraak zal daarna beslissen of zij nog een tweede zitting nodig vindt of dat zij direct uitspraak doet in deze zaak.