De dief

Delen:

Goedemiddag Literatuurvrienden!

Het is een waarheid als een koe, ook al betreft zij een kalf: als het kalf verdronken is, dempt men de put. Vanzelfsprekend dempt men de put niet als het kalf nog niet verdronken is. Zolang redding mogelijk is, behoort redding het devies te zijn. Achteloosheid, gelatenheid en onverschilligheid (‘Ach, het is maar een kalf‘) zijn dan uit den boze. Men redde wat er te redden valt. Ook ieder kalf heeft daar recht op. In het rechtsbedrijf wordt dat nog wel eens vergeten, naar mijn idee. Te gemakkelijk wordt de put al gedempt als het kalf nog niet verdronken is. Vermoedelijk geïnspireerd door een slecht voorbeeld dat mij gisteren daarvan in de maag werd gesplitst (maar hopelijk kan ik dat kalf in hoger beroep of in een bodem nog redden), kwam ik terecht bij het korte verhaal ‘De dief‘ van A. Alberts, opgenomen in zijn in 1952 verschenen verhalenbundel ‘De Eilanden‘, waarin de diefstal van een stierkalf centraal staat door ene Horan. Horan – die de rechtsprekende ik-verteller niet kent, ‘voor ik hem de gevangenis liet stoppen‘ – heeft het kalf op klaarlichte dag bij zijn buurman uit diens stal gestolen. ‘Horan was veehouder en Horans buurman was veehouder (.)‘. Horan deed het niet voor niets op klaarlichte dag: ‘Hij was om twee uur met een touw naar de stal van zijn buurman gegaan, had de deur opengemaakt en het kalf meegenomen. Er waren om die tijd van de dag nooit veel mensen op de weg. Het was om twee uur veel te warm om buiten te zijn. Het was ook die dag zo warm geweest, dat het trillen van de lucht bijna hoorbaar was geworden. En in die trillende lucht had Horan gelopen van de stal van zijn buurman naar zijn eigen stal met het stierkalf aan een touw achter zich aan.’

Helaas voor Horan heeft hij gerekend buiten de waard. Eén van de buren is getuige van de diefstal: ‘(.) hij had Horan met het kalf langs zien komen. De buurman was meteen klaarwakker geworden. Hij had onmiddellijk begrepen, wat er gebeurde. Hij niets gezegd, niets geroepen. Hij had gewacht, tot Horan in zijn eigen stal was verdwenen en daarna was hij naar de buurman van het stierkalf gegaan en hij had hem alles verteld. De buurman van het kalf en de buurman, die het had gezien waren toen samen naar het stalletje gegaan en ze hadden het leeg gevonden. We moeten naar de politie gaan, hadden ze tegen elkaar gezegd en dat hadden ze gedaan. Er was in het dorp één politieagent. Die had liggen slapen onder het afdakje van zijn kantoor. Ze hadden hem wakker gemaakt en ze waren met zijn drieën naar de stal van Horan gegaan. De deur stond open en binnen zagen ze Horan en het stierkalf en Horan had juist een emmer water gehaald om het kalf te laten drinken.

Op de eilanden werd in die tijd niet door advocaten aan forumshoppen gedaan. Nee, de rechters voorkwamen dat door zelf te hoppen: ‘Een maand later was het de beurt van Horans dorp om een rechtszitting te krijgen.’ Niet in een afgesloten ruimte, nee, lekker in het openbaar: ‘De griffier en ik zaten achter een lange tafel in een open galerij voor het huis van het districtshoofd. De mensen van het dorp zaten en stonden in een halve cirkel voor ons in de tuin. De agent van het dorp was er en er was een agent, die wij uit de hoofdplaats hadden meegenomen. De griffier las de namen van de beschuldigde af en de agent uit de hoofdplaats riep dan: Vooruit! en de agent uit het dorp gaf de beschuldigde een duw en de beschuldigde struikelde naar het midden van de cirkel, waar hij op de grond ging zitten en de omstanders grinnikten en als er een enkel keer wat erg hard werd geduwd, dan grinnikte de beschuldigde mee en dan grinnikten wij achter de tafel ook maar eens om het weer goed te maken.’

Na al veertig beklaagden boeten en hechtenissen op te hebben gelegd, is Horan ‘aan de beurt’, alleen dit keer wordt de verdachte door de agent niet naar voren geduwd. Nadat Horan op de grond is gaan zitten, zet de griffier de zaak uiteen en wordt de agent opgeroepen als getuige. Hij verklaart wat hij heeft gezien en dat hij toen Horan het kalf met een emmer te drinken gaf, het kalf en de emmer in beslag heeft genomen. ‘Het bleek dat de agent het kalf en de emmer had meegenomen naar zijn eigen huis. Hij had het kalf al de tijd tot de rechtszitting toe te eten en te drinken gegeven en hij had het ook nu meegebracht.’

Waarom had de agent het kalf in beslag genomen? ‘De agent zei, dat het kalf een stuk van overtuiging was. Hij zei: ‘Ik heb het kalf meegebracht als bewijsstuk voor de heren rechters.

De agent heeft het kalf gestald in de schuur van het districtshoofd naast de ‘rechtszaal’. Uiteraard wil de rechter het kalf dan wel eens zien, want goede rechters bestuderen zaken wel. ‘Ik denk, dat de agent dat erg prettig zal vinden, zei de griffier. We stonden van achter de tafel op en we liepen naar het schuurtje van het districtshoofd, de griffier en ik voorop, met de agent schuins naast ons om ons de weg te wijzen. Achter ons het districtshoofd en daarachter de eigenaar van het stierkalf en de getuige, die Horan had gezien en Horan zelf. Ten slotte een hele optocht van dorpsbewoners.

En daar in de schuur staat inderdaad het bewuste kalf: ‘Het had zachtbruin haar met een paar witte vlekken, maar de kop was egaal bruin. Hij had een emmer met water voor zich staan en een bak met gesneden knollen. De knollen zagen er heel smakelijk uit. We stonden met zijn zessen om het kalf heen. Ikzelf, de griffier, het districtshoofd, de agent, de eigenaar en de dief. Horan, de dief, stond naast me, recht voor de kop van het kalf.

In het zicht van het kalf raakt de diefstal bij het conglomeraat van aanwezigen even uit het zicht, behalve bij de agent: ‘Hoe oud is het? Vroeg ik. Zes maanden, zei Horan. Zes maanden was het dier en zijn ogen waren nu al vijvers van weemoed. Het is een mooi dier, zei ik. Het is een klein dik kereltje, zie Horan. Het is een mooi ventje. En hij klopte het beest op de flanken. Dit is de emmer, zei de agent. Hoe emmer? Vroeg ik. Het stuk van overtuiging toch? zei de agent. Ik stuur hem volgend jaar naar de tentoonstelling in de hoofplaats, zei de eigenaar. Hij zal vast de eerste prijs winnen, zei Horan. We gaan maar weer eens terug, zei ik.

Teruggekeerd aan tafel bespreekt de rechter de strafmaat met de griffier: ‘Hoeveel staat er eigenlijk voor? We zouden hem zes maanden kunnen geven, zei de griffier. Maar de minimumstraf is veel minder. Wat is de minimumstraf? Vroeg ik. Een maand, zei de griffier. Twee maanden, zei ik. Twee maanden! riep de griffier. En de stukken van overtuiging terug naar de eigenaar.

Na nog een kopje koffie te hebben gedronken keert de rechter met de griffier huiswaarts, waarbij hij Horan nog tegenkomt: ‘Hij had met drie andere veroordeelden een karretje gehuurd om naar de gevangenis te rijden. Het was vijfentwintig kilometer en ze zouden zeker onderweg stilhouden om ergens te gaan eten. Het zou wel avond worden, eer ze bij de gevangenis zouden zijn. Toen ze mijn auto zagen, stopten ze langs de weg. Ze groetten. We groetten terug, de griffier en ik.

Op vijvers van weemoed,
BANNING N.V.

Gino van Roeyen

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Ook interessant:

Scroll naar boven