De Raad voor de rechtspraak vindt dat de financiering van rechtspraak niet goed is geregeld. Dat zegt de Raad in reactie op een onderzoek door de Algemene Rekenkamer. De Rechtspraak is voor haar financiering nog steeds afhankelijk van de politieke keuzes van het kabinet over de begrotingsuitgaven.
De Rechtspraak wordt sinds 2002 per afgehandelde rechtszaak gefinancierd. Het was de bedoeling dat de Rechtspraak door deze manier van financieren minder afhankelijk zou zijn van de politiek. “Uit het rapport van de Algemene Rekenkamer blijkt dat dit maar voor een deel is gelukt,” zegt Frits Bakker, voorzitter van de Raad voor de rechtspraak. “Dit is onwenselijk. Burgers en bedrijven moeten er op kunnen rekenen dat zij altijd bij de rechter terecht kunnen en dat de Rechtspraak voldoende middelen heeft om elke rechtszaak goed en zorgvuldig te behandelen.”
Onafhankelijke staatsmacht
De Algemene Rekenkamer concludeert in het rapport ‘Bekostiging Rechtspraak: gevolgen voor doelmatigheid’ dat het bedrag dat de Rechtspraak voor een zaak krijgt, niet wordt berekend op basis van de reële kosten. In de praktijk is de ruimte binnen de begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie leidend voor het bedrag dat de Rechtspraak per rechtszaak ontvangt.
Tot 2002 was de Rechtspraak voor haar financiering afhankelijk van de minister van (toen nog) Justitie. Dit werd politiek niet wenselijk geacht, omdat de Rechtspraak een aparte, onafhankelijke staatsmacht is die voor haar financiering niet afhankelijk moest zijn van een andere staatsmacht. Afgesproken werd daarom dat de Rechtspraak voortaan op grond van een objectief systeem geld zou krijgen per afgehandelde rechtszaak, de zogenoemde ‘prestatiebekostiging’. Het bedrag dat de Rechtspraak per rechtszaak krijgt, wordt sindsdien eens in de drie jaar vastgesteld. Dit gebeurt na onderhandelingen met de minister van Veiligheid en Justitie. De reden hiervoor is dat de Rechtspraakbegroting als apart onderdeel bij de begroting van het ministerie van V en J is ondergebracht.
Budgetfinanciering
De Algemene Rekenkamer concludeert nu dat deze prestatiebekostiging in de praktijk niet goed werkt, omdat bij de onderhandelingen de beschikbare middelen van de minister van Veiligheid en Justitie leidend zijn. Hierdoor is er volgens de Rekenkamer in feite toch sprake van budgetfinanciering. “Door vooral het beschikbare budget als uitgangspunt te nemen, is de financieringswijze grotendeels los komen te staan van de vraag wat er in de praktijk nodig is om zaken tijdig en zorgvuldig af te handelen,” stelt de Rekenkamer.