In een kantonrechterzaak bij de rechtbank Noord-Nederland liet een verdachte zich bijstaan door een juridisch adviseur. De strafzaak eindigde zonder oplegging van straf of maatregel. De voormalig verdachte diende vervolgens een verzoek in om de kosten die hij voor de strafzaak had gemaakt, ruim 1150 euro (7,7 uur x 150 euro), te laten vergoeden.
Beroepsmatig
De rechtbank Noord-Nederland kende de vergoeding toe. De officier van justitie was het daar niet mee eens en stelde hoger beroep in tegen de beschikking.
Het hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat de vergoeding inderdaad kon worden toegekend. Volgens het hof moet onder het begrip ‘de kosten van een raadsman’ uit artikel 530, lid 2, Wetboek van Strafvordering, óók worden begrepen de kosten van door een derde, niet zijnde een advocaat, beroepsmatig verleende bijstand in een procedure bij de kantonrechter. De betrokken adviseur treedt veelvuldig op als juridisch adviseur in kantonprocedures, constateert het hof. Hij is als rechtsbijstandverlener voldoende juridisch geschoold voor dergelijke procedures en daarom kan de kostenvergoeding worden toegewezen.
Onjuiste rechtsopvatting
Omdat er in de rechtspraak van hoven en rechtbanken verdeeldheid is te zien over deze kwestie, besloot procureur-generaal bij de Hoge Raad Edwin Bleichrodt cassatie in belang der wet in te stellen. Hij vindt dat het oordeel van het hof Arnhem-Leeuwaren van een onjuiste rechtsopvatting getuigt, zo blijkt uit zijn conclusie.
Waarborgen als advocaat
De Hoge Raad is het daarmee eens. Volgens het hoogste rechtscollege vallen onder ‘de kosten van een raadsman’ alléén kosten voor een bij de Orde van Advocaten ingeschreven of toegelaten advocaat. Dat hangt ermee samen dat rechtsbijstandsverlening door een advocaat is omgeven met waarborgen, aldus de Hoge Raad; advocaten moeten zich bij hun optreden houden aan wet- en regelgeving en zijn onderworpen aan het tuchtrecht.