Hoge Raad schept duidelijkheid over wet USB

Delen:

small Depositphotos_205133058_s-2019
foto: Depositphotos

De Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen is nog maar nauwelijks in werking getreden of de Hoge Raad moest er al aan te pas komen om uitleg te geven over onduidelijke artikelen. Hoger beroep blijft mogelijk tegen een beslissing tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf wegens een nieuw strafbaar feit, ook al staat dat niet meer expliciet in de wet, oordeelde de Hoge Raad in cassatie in het belang der wet.

De Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (Wet USB) trad op 1 januari in werking. De wet, onderdeel van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering, is bedoeld om de tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen te stroomlijnen. Door de wet verschuift de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van straffen en maatregelen van het Openbaar Ministerie naar het ministerie van Justitie en Veiligheid.

Puzzelwet

De wet zou overzicht en duidelijkheid moeten verschaffen, maar riep juist veel vraagtekens op bij rechters en advocaten. In een bijdrage aan de rubriek Snelrecht op deze site sprak strafrechtadvocaat Patrick van der Meij (Cleerdin & Hamer/Universiteit Leiden) over een ‘puzzelwet’.

Niet expliciet

Een van de wetsartikelen die vragen opriep, was artikel 6:6:7 Wetboek van Strafvordering: “Een rechterlijke beslissing als bedoeld in deze titel is niet aan enig gewoon rechtsmiddel onderworpen, voor zover in dit hoofdstuk niet anders is bepaald.” In de wet USB staat − in tegenstelling tot in de oude wet − niet meer expliciet dat hoger beroep mogelijk is tegen een beslissing tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf. De rechtbank Gelderland bepaalde daarom in een vonnis van 13 januari dat die beslissing meteen definitief is. Ook andere rechters kwamen tot dit oordeel. De beslissing blijft volgens de rechtbank Gelderland in stand, ook al wordt een verdachte later in hoger beroep van de nieuwe strafbare feiten alsnog vrijgesproken. Dit zou erop neerkomen dat de verdachte de eerdere voorwaardelijke straf dan heeft of zal moeten ondergaan, terwijl hij (uiteindelijk) niet voor een nieuw strafbaar feit wordt veroordeeld en daarmee de algemene voorwaarde dan toch niet heeft overtreden.

Cassatie

De beslissing van de rechtbank was dus onherroepelijk, maar omdat uitleg van het betreffende artikel in het algemeen belang is stelde procureur-generaal bij de Hoge Raad cassatie in het belang van de wet in. De centrale vraag in de vordering was of door de inwerkingtreding van de nieuwe wet verandering is gekomen in de mogelijkheden van hoger beroep.

Niet afgeschaft

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de mogelijkheid van hoger beroep tegen het vonnis waar de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf wegens een nieuw strafbaar feit deel van uitmaakt, niet is afgeschaft. De (nieuwe) wet USB heeft namelijk twee al bestaande artikelen – artikel 361a en artikel 407 – uit het Wetboek van Strafvordering ongewijzigd gelaten. Het zijn deze twee artikelen die bepalen dat, wanneer de rechter oordeelt over het nieuwe strafbare feit, in het vonnis ook de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging wordt opgenomen en dat als hoger beroep tegen dat vonnis wordt ingesteld, door het gerechtshof opnieuw wordt beslist over die vordering. Er blijft daardoor volgens de Hoge Raad hoger beroep mogelijk tegen de beslissing tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf wegens een nieuw strafbaar feit.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven