‘Ik kleur buiten de lijntjes, maar niet buiten het boekje’

Jacco Janssen schuwt de publiciteit niet. De Rotterdamse strafrechter duikt om de haverklap op in kranten en tijdschriften, in nieuwsshows en podcasts, en nu dus ook in Mr. Wij onderzochten wat hem drijft, wat volgens hem de grote uitdaging is van de strafrechtketen en wat voor soort rechter hij wil zijn. “Door je laagdrempelig op te stellen, krijg je juist gezag.”

Delen:

MR2301_ART1_4395-B Jacco Janssen_FOTOgeertsnoeijer_OPENING
foto: Geert Snoeijer

Of er iets verandert als hij zijn toga aantrekt? “Helemaal niks”, antwoordt Jacco Janssen (55) zonder aarzeling. Hij speelt op de zitting geen rol, ontleent zijn gezag niet aan zijn functie. “Ik realiseer me dat ik in functie ben, maar voor mij persoonlijk verandert er niets. Ik probeer dicht bij mijn eigen persoon te blijven: dat is een rol die je het allergemakkelijkst speelt. Ik ben eigenlijk niet anders dan thuis.” “Ja, ik ben laagdrempelig”, vervolgt hij. Op Twitter presenteert hij zich als rechter, gezinsman en Feyenoord-supporter. Een gewone Rotterdammer die ook rechter is. “Ik probeer altijd op het niveau van de verdachte te communiceren. Bij sommige collega’s bestaat de angst dat je daarmee je gezag verspeelt, maar je krijgt er juist gezag mee. En mensen respecteren dat.”

Niet het klassieke pad

Om nou te zeggen dat het rechterschap van jongs af aan zijn roeping was… nee. “Ik ben geen rechter die het klassieke pad volgde, mijn middelbare school liep niet per se gladjes, ik voelde me niet altijd goed begrepen.” Hij ging pas rechten studeren toen hij 23 was, hij was 29 toen hij afstudeerde. “Ik was toen manager van het restaurant van Hotel New York. Na mijn afstuderen werd ik door een vriend gebeld dat het de laatste dag was van de selectie voor de raio-opleiding. Ik lag nog in bed, ik had tot laat gewerkt. Ik ben opgestaan, heb dezelfde dag nog een brief geschreven, en ben toegelaten. In die tijd ontstond de trend om ook wat oudere mensen aan te nemen, en ik was er een van.”

Janssen vertelt dat hij opgroeide in een gewoon gezin in de Rotterdamse wijk Blijdorp. “Ik voelde me aanvankelijk niet helemaal thuis in de rechterlijke macht, en dat lieten mensen me ook voelen. Elitair is een groot woord, maar je moest je best doen om je erbij te horen. Later is het goedgekomen.”

Twee vragen

Inmiddels heeft Janssen twee decennia ervaring als strafrechter in Rotterdam en is hij voorzitter van de meervoudige kamer. “Het allerbelangrijkste is dat je een analyse kunt maken van de feiten”, zegt hij over het rechterswerk. “In iedere strafzaak heb je hooguit één of twee problemen. Daarom probeer ik een zaak klein te maken, al moeten partijen natuurlijk wel alles kunnen zeggen. Dus: concentreren op de punten die belangrijk zijn voor de zaak, voor de partijen en voor de oplossing van het geschil. Als je daar met elkaar over kunt praten: dat is rechtspraak.”

In een strafzaak, vervolgt Janssen, moet je altijd twee vragen beantwoorden. Met een Rotterdams accent: “Hebt-ie het gedaan, en wat mot-ie hebben?” Hoe dat concreet uitwerkt, bleek in december vorig jaar in een zaak tegen een stomdronken jongeman die de telefoon van een meisje had afgepakt en haar tanden uit haar mond had geslagen. De tenlastelegging was diefstal met geweld. De verdachte, die eerder veertien jaar cel had gekregen omdat hij iemand om het leven had gebracht, mocht de laatste vier jaar van zijn straf in vrijheid doorbrengen in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling (vi). “Het was een bijzondere jongen, want hij had na zijn vi zijn leven opgepakt als coach van kinderen die op het verkeerde pad waren gekomen”, vertelt Janssen. “In die baan werd hij zo gewaardeerd dat hij tijdens zijn voorarrest een vast contract had gekregen van de gemeente. Hij leek heel goed op de weg terug te zijn.”

In de strafzaak moest de Rotterdamse rechtbank twee vragen beantwoorden. De eerste was: was het diefstal met geweld? De verdachte zei namelijk dat hij in stomdronken toestand zijn telefoon kwijt was. Toen hij een meisje met een telefoon zag lopen dacht dat hij dat het zijn telefoon was en viel haar aan. Janssen: “Hij zei dat hij niet het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening had, want in zijn beleving was het zijn eigen telefoon. Het was dus niet evident diefstal met geweld.”

Het tweede probleem was welke straf de agressieveling moest krijgen. De officier vorderde naast een gevangenisstraf van negen maanden de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Dan zou de jongen weer ruim vier jaar de bak ingaan. Janssen: “Op de zitting hebben we de twee problemen direct benoemd. Al of niet diefstal: daar waren we snel uit. We twijfelden over het oogmerk, dus er kwam vrijspraak van de diefstal en veroordeling voor de ernstige mishandeling. Maar welke straf was gepast? Die jongen had al duizend euro schadevergoeding overgemaakt aan het meisje. Hij refereerde zich aan het oordeel van de rechter: wat het meisje ook zou vorderen, hij betaalde. Hij stelde zich fantastisch op, en dat klonk door in de strafmaat, ook al stond hij, gezien zijn veroordeling in het verleden en als dader van uitgaansgeweld, met 10-0 achter. We hebben negen maanden gevangenisstraf opgelegd voor de mishandeling en de herroeping van voorwaardelijke invrijheidsstelling afgewezen.”

Hoe belangrijk is het dat de verdachte spijt betuigt?
“Super belangrijk. Spijt betuigen is altijd een eerste stap op de weg terug. Je hoeft geen gekke Henkie te zijn, maar ik wil niet van rechters horen ‘De verdachte betuigt alleen maar spijt om een lagere straf te krijgen’. Als je zo wordt, als je niet gelooft dat mensen afstand kunnen nemen van iets wat ze hebben gedaan… dan zitten we op een dood spoor.”

Zitting

Janssen zegt dat de zitting het allerbelangrijkst is in het strafproces. “En dat moet zo blijven. Daar is het contact met de procespartijen van essentieel belang. Daar vindt het systeem van procedurele rechtvaardigheid plaats. De rechter, de officier, de verdachte, de advocaat, het slachtoffer en ook de hele maatschappij erachter, ze hebben allemaal baat bij een rechtvaardig proces. Dat de verdachte weet dat er naar hem wordt geluisterd is daarin heel belangrijk.”

Een keiharde aanpak van criminelen doet het vaak goed in de publieke opinie, maar niet bij Janssen. “Die weg zijn we te veel op gegaan in het strafrecht: zet mensen heel lang vast, en dan ook nog tbs, als het kan. Dat verwacht de maatschappij van ons, maar dat is gevaarlijk. We moeten het strafrecht niet gebruiken om mensen buiten de samenleving te plaatsen. Natuurlijk moeten we niet naïef worden, ik zie ook wel wat er gebeurt in het Marengo-proces in Amsterdam, met diverse moorden die er mogelijk onder hangen. Maar die houding mag niet doorsijpelen. In meer dan negentig procent gaat het in het strafrecht om – simpelweg – huis-tuin-en-keukenzaken.”

Om verdachten te geven wat hun toekomt is de rechtbank Rotterdam in november 2022 begonnen met de Snelle Toekomstgerichte Meervoudige Kamerzitting (STMK) “Daarin kijken we meer naar de verdachte en diens toekomst. We willen zaken uit voorlopige hechtenis snel op zitting hebben, liefst voor de eerste proformazitting, om te onderzoeken of de verdachte ook naar de toekomst wil kijken. Zo ja, dan kunnen we dat met elkaar doen. Dat is het beste voor de verdachte en het slachtoffer, voor de officier, voor de rechtbank omdat de zaak niet op de lange baan gaat en voor de advocaat, die aan een andere zaak kan gaan werken. We onderzoeken nog bij welke zaken dat het beste kan.”

Door de vingers zien

Advocaten zeggen dat rechters, in navolging van de Hoge Raad, fouten van het Openbaar Ministerie te makkelijk toedekken of herstellen. Janssen erkent dat rechters soms te veel door de vingers zagen. “Een bewijsoverweging schrijven om een ontbrekende schakel in het bewijs te formuleren is prima, dat mag ook wettelijk. Maar als er door de druk op de strafrechtketen te veel gaten in de dossiers vallen, dan gaan we glijden en moeten we uitkijken.”

In hoeverre zijn rechters aan het glijden?
“Ik denk dat we ons goed opstellen, we stellen grenzen zonder naïef te zijn. Een vrijspraak voor een moord omdat er een klein bewijsmiddeltje niet rondkomt… dat gaat te ver.”

Janssen begint over de twee liegende agenten die afgelopen november het nieuws haalden. Twee verbalisanten schreven in hun proces-verbaal dat een 41-jarige garagehouder in Rotterdam-Zuid zich op 19 juni 2020 agressief gedroeg, waarna een agent zich genoodzaakt voelde een kopstoot uit te delen. Uit camerabeelden die de garagehouder in september 2022 toonde tijdens de strafzaak tegen hem bleek dat de agenten hebben gelogen. Op de beelden is te zien dat de verdachte één hand in het gips heeft en een mitella draagt. De agent rukt aan de mitella, duwt de man tegen de muur, geeft hem een kopstoot en pakt hem later bij de nek beet. Tijdens de voortzetting van de zitting in november merkt de politierechter op dat de verdachte juist de boel wil sussen. De rechter verklaarde het OM niet-ontvankelijk. Uit het vonnis: “Het is slechts aan de beveiligingscamera’s van de verdachte te danken dat hij zijn onschuld heeft kunnen aantonen.” De beelden zijn destijds wel door de technische recherche opgehaald, maar niet aan het dossier toegevoegd.

Kunnen we nog vertrouwen op de processen-verbaal van de politie?
“Júíst, als je dit soort vonnissen wijst. Dat doe je om voor iedereen duidelijk te maken hoeveel waarde we hechten aan een correct proces-verbaal. Omdat dit bewijsmiddel zo superbelangrijk is.”

Dat vind ik een merkwaardig antwoord. Als de verdachte de camerabeelden niet had gehad, was hij ten onrechte veroordeeld. Hoe kunnen we vertrouwen op het proces-verbaal als de politiemensen keihard liegen en ook ingestuurd beeldmateriaal weglaten uit het proces-verbaal?
“Het is niet mijn ervaring dat processen-verbaal bij elkaar worden gelogen. Dat weten we omdat het proces-verbaal niet het enige bewijs is. We hebben vaak ook de verklaringen van verdachten en ­getuigen. Áls je het ambtsedig proces-verbaal als enig bewijsmiddel gebruikt − en dat mag − dan moet je er ook op kunnen vertrouwen, anders zijn we verloren. Daarom is het zo belangrijk dat de politierechter de grens heeft getrokken. Het systeem wordt hierdoor juist beschermd.”

Moet de rechter naar de publieke opinie luisteren?
“Er zijn rechters die de krant niet lezen als ze een zaak voorbereiden. Ik wil wel alles weten, ook wat de media brengen. Je wilt niet meebuigen met de publieke opinie, maar je moet ook niet blind zijn voor de samenleving. We moeten een filter loslaten op het standpunt van de publieke opinie en dan met rechte rug oordelen en niet met slappe knieën. We zijn de katalysator van al die meningen. Maar je zult nooit in een vonnis lezen: ‘De publieke opinie vindt A, en daarom vinden wij rechters B’.”

Wat zijn de grote uitdagingen van de strafrechtspleging?
“Het strafrechtbedrijf inzetten zoals het is bedoeld. Een snelle, adequate toekomstgerichte reactie geven op zaken die de officier van justitie aan ons voorlegt. En dat moet op een begrijpelijke en toegankelijke manier. Daar moeten we naartoe.”

Waarom lukt dat nu onvoldoende?
“Omdat we vaak belanden in een hard debat over bewijs en de hoogte van straffen. Daarom zet iedereen zijn hakken in het zand, ontstaan veel geschillen, en dat is niet goed voor een strafzaak. We moeten de andere kant op. Een beetje lik-op-stuk, maar ook kijken hoe de verdachte weer deel kan uitmaken van de samenleving. We willen veel vaker de reclasseringsambtenaar op zitting hebben om te kijken hoe we verder kunnen met de verdachte. Geen lijvig rapport, maar uitzoeken wat voor deze verdachte belangrijk is. De drie pijlers Werk, Wonen en ‘Welke relatie dan ook’ herstellen. We zijn het maatwerk een beetje uit het oog verloren.”

Voorlopige hechtenis

Een ander probleem is volgens Janssen het systeem van de voorlopige hechtenis. “We zitten er bijna in gevangen”, vindt hij. “De voorlopige hechtenis is deels een façade. Mensen zitten er niet langer door vast, want de duur van de voorlopige hechtenis wordt van de straf afgetrokken.” Een ander bezwaar: “Door de voorlopige hechtenis wordt de recidivekans aan het begin beperkt, maar je accepteert wel de recidivekans na de straf. Die laatste is misschien nog wel groter dan de eerste.”

Om verdachten in voorlopige hechtenis te houden moet het Openbaar Ministerie om de zoveel tijd naar de rechter voor pro-formazittingen. “Minimaal 25 procent van onze zittingstijd gaat daaraan verloren.” Op de vraag waarom de rechtbank de voorlopige hechtenis dan niet vaker afwijst, antwoordt Janssen: “Zaken met voorlopige hechtenis moeten als eerste op zitting. Het is een drogreden, maar zaken in voorlopige hechtenis gaan voor in de agenda van de rechtbank. Leg je geen voorlopige hechtenis op, hef je deze op of schors je deze, dan gaat zo’n zaak op de lange baan omdat er altijd nieuwe zaken komen. Zo blijft onze MK-agenda gedomineerd door de voorlopige hechtenis.” En dat moet stoppen, verzucht Janssen.

Hoog mediaprofiel

Jacco Janssen schuwt de publiciteit niet. Hij heeft samen met Margje van Weerden van de Raad voor de rechtspraak de podcast-reeks De Staat van het Strafrecht, is een van de schrijvers van de rechtsstaatcolumn voor NRC, kwam volop in de media omdat hij op verzoek van de reclassering een enkelband droeg en verschijnt in talkshows en op de radio als strafrechtwoordvoerder van de Rechtspraak. “Het strafrecht is mijn passie”, antwoordt hij op de vraag naar zijn hoge mediaprofiel. “Het recht dichtbij de mensen brengen is een belangrijke drijfveer van mij. Ik vertel hoe ik als rechter aankijk tegen het strafrecht. Soms zeg ik dingen die mensen niet verwachten. Ik kleur vaak buiten de lijntjes, maar nooit buiten het boekje.”

In de podcast uitte hij kritiek op het taakstrafverbod voor bepaalde misdrijven, een wetsvoorstel dat afgelopen najaar uiteindelijk sneuvelde in de Eerste Kamer. Hij schreef er ook een artikel over (J.H. Janssen, ‘Het taakstrafverbod: onnodige wetgeving. Een oordeel van de werkvloer’, Sancties 2021/42) en was te horen in het radioprogramma Spraakmakers. “Uiteindelijk heeft die lobby succes gehad, met het argument dat wij als rechters geen maatwerk kunnen leveren door het taakstrafverbod. Die verantwoordelijkheid kan prima bij ons liggen, en ik denk dat de Eerste Kamer heeft ingezien dat we daar een punt hebben.”

Maakt u in dat geval deel uit van een lobby?
“Ik verwoordde de visie van de rechterlijke macht, zoals neergelegd in het advies van de Raad voor de rechtspraak. Daarom voelde ik me vrij om daarover te praten.”

Waarom zei u ja tegen het voorstel van de reclassering om een week met een enkelband te lopen?
“Omdat ik het een heel goed idee vond. Juist voor mensen als ik is het goed om te ervaren hoe het is om een enkelband te dragen. We doen er als rechters vrij makkelijk over bij de toetsing van de voorwaarden, maar het is me tegengevallen. Het beperkt je leven echt, en dan was het voor mij veel simpeler dan voor een echte boef. Het doel van de reclassering was exposure, en ik vind het bij mij horen dat ik erover vertel, en dan niet met één tweet. Of je doet het goed of niet.”

Inmiddels heeft Janssen de minister geadviseerd om de mogelijkheden van elektronische detentie te onderzoeken. Straf met een enkelband dus. Nu is het alleen een middel om te waarborgen dat de voorwaarden worden nageleefd. Minister Weerwind denkt erover na.

Bent u met uw hoge mediaprofiel een beetje een vreemde eend binnen de Rechtspraak?
“Collega’s raken steeds meer gewend aan media-aandacht en social media. Er zullen heus wel eens collega’s zijn die denken ‘nou nou nou’, maar er zijn er ook die het heel leuk vinden. Als ze het écht niet zien zitten, laten ze het wel blijken. Ik zeg trouwens vaak dingen waar veel rechters het mee eens zijn.”

U twittert ook persoonlijke dingen: dat u met uw gezin in de VS op vakantie was bijvoorbeeld.
“Als je goed leest, zie je dat ik altijd probeer een link te leggen met het werk, met de democratische rechtsstaat in Nederland. Ik ben in een museum bij Boston geweest, daar verkopen ze een tasje met allerlei kreten over justice, freedom, peace en zo. Zo’n tasje laat ik dan zien. Of een foto van een zwart meisje dat voor het eerst naar school mag en wordt beschermd door beveiligers. Ik twitter nooit zomaar. Hoogstens over Feyenoord of zo.”

Alternatieve scenario’s

In een interview met Mr. zei advocaat Willem-Jan Ausma in 2021 dat hij genoeg had van de onwaarschijnlijke scenario’s die advocaten opdissen op verzoek van hun cliënten. Krijgt u veel van dergelijke broodje-aapverhalen te horen?
“Ik wil graag met alle procesdeelnemers tot een rechtvaardige uitkomst komen, een consensueel proces dus. En daar past een broodje-aapverhaal niet bij, net zo min als zwijgen. Je hoeft niet per se te bekennen, maar je kunt wel inzien dat iets verkeerd is gegaan. Je hoeft mij niet te zeggen hoeveel klappen je hebt gegeven.”

Anderzijds benadrukt Janssen hoe nuttig alternatieve scenario’s kunnen zijn. Hij zat als woordvoerder strafrecht onlangs bij de talkshow Jinek om te praten over de Rosmalense flatmoord waarbij een man is vrijgesproken na veertien jaar ten onrechte te hebben vastgezeten. “Het bewijs verschoot diep van kleur door één verklaring van de huisarts. Dat zet je weer op scherp.”

‘Innoveren om werkdruk te verminderen’

De hoge werkdruk is een punt van zorg binnen de Rechtspraak. Rechters maken lange dagen en zijn bezorgd over de kwaliteit van hun werk en over de lange doorlooptijden. Jacco Janssen: “Die drukte komt onder andere door het tekort aan rechters dat een gevolg is van jarenlange bezuinigingen. Dat is een probleem dat helaas niet van de ene op de andere dag is opgelost.”

Janssen zegt dat de Rechtspraak naast het aantrekken van meer rechters, voor het strafrecht ook kan kijken naar hoe de strafrechtketen is ingericht. “Daar valt nog flink winst te behalen. Op dat vlak laat ik weleens proefballonnetjes op. Denk aan de procesafspraken in strafzaken of recenter de proef met de Snelle Toekomstgerichte Meervoudige Kamerzittingen.”

Zo’n STMK-zaak komt snel voor de rechter zodat de verdachte op korte termijn weet waar hij aan toe is. Spoedige berechting zorgt daarnaast voor een efficiëntere zaakstroom en leidt tot betere inzet van beperkte zittingscapaciteit. Volgens Janssen wordt de nadruk meer gelegd op de doelen van straf. Naast vergelding (leedtoevoeging) − waar maatschappelijk het zwaartepunt vaak ligt − wordt ook gekeken naar speciale preventie (deze dader moet het niet nog een keer doen), generale preventie (het schrikeffect van de straf op anderen) en resocialisatie (de veroordeelde moet op een dag weer terug in de maatschappij).
Dit betekent volgens Janssen dat rechters anders naar de dingen moeten durven kijken en het lef moeten hebben om te innoveren. “En dat lukt steeds beter!”

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven