Een klein jaartje verrichtte de appellant, die in het verleden eerder advocaat was geweest, werkzaamheden voor Cogens Advocaten te Heerlen. Over de aard van hun rechtsverhouding was de schriftelijke overeenkomst d.d. 16 februari vrij helder: “stage-overeenkomst”, luidde het opschrift. Niettemin werd van Cogens €186.300,00 gevorderd aan achterstallig salaris, vakantietoeslagen en emolumenten, met daarbovenop nog eens € 8.288,50 aan gefactureerde bedragen.
Vals document?
Op 29 april 2020 zouden de partijen volgens de appellant namelijk een arbeidsovereenkomst hebben gesloten, die niet rechtsgeldig was beëindigd. Volgens Cogens, dat niet met dit contract bekend stelde te zijn, was het document vals. Vaststond dat het de appellant was die het had opgesteld. Het hof ging mee in het verweer van Cogens: het achtte, net als eerder de rechtbank, het bestaan van de overeenkomst onvoldoende aannemelijk.
Gesteggel over spullen
En dan was er nog gedoe over een laptop en een dicteerapparaat, dat de appellant in gebruik had gekregen van zijn ‘werkgever’. De rechtbank had in eerste aanleg de vordering tot teruggave aan Cogens toegewezen. Volgens de appellant was de omschrijving ‘bedrijfslaptop’ te vaag én was de laptop bovendien inmiddels al geretourneerd. Een vaag verhaal, vindt het hof: “Hoewel [appellant] de aanduiding van de laptop vaag noemt, weet hij blijkens zijn stellingen wel welke laptop het betreft.” Niettemin had Cogens niet weersproken dat de laptop was ingeleverd, waardoor de vordering tot teruggave afgewezen.
Dwangsom
Maar hetzelfde gold niet voor het dicteerapparaat dat ter beschikking was gesteld aan de appellant. Volgens deze betrof het een geschenk, maar die bewering werd niet nader toegelicht. Van het hof moest het dan ook gewoon worden teruggegeven onder een dwangsom van €50,- per dag tot een maximum van €1.500,-.