Dat zegt de voorzitter van de hoogste algemene bestuursrechter in een tamelijk kritisch interview in Binnenlands Bestuur. Eerder al sprak hij zijn zorgen uit over de ICT achter de Omgevingswet. De Afdeling vreesde niet met het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) uit de voeten te kunnen, onder meer doordat zij niet zou kunnen inzien welke wijzigingen eerder in een ruimtelijk plan zijn aangebracht. Naarmate duidelijk werd dat het DSO bepaalde basisfuncties miste, werd men bij de Afdeling “steeds minder vrolijk”, zegt Van Ettekoven nu daarover.
Oud en nieuw
Maar dat is niet het enige: de Omgevingswet luidt een periode van verminderde rechtszekerheid in. Een grote wetgevingsoperatie zoals de invoering van de Omgevingswet brengt inherent veel extra werk met zich en betekent dat er een tijd lang parallel gewerkt zal moeten worden met twee regelsystemen. “Je hebt nog jaren rechters en juristen nodig die overweg kunnen met het oude recht”, aldus Van Ettekoven, die verwacht honderden nieuwe rechtsvragen op het bordje te krijgen de komende jaren. Dat wordt dus aanpoten, terwijl advocaten er de vruchten van zal plukken. Die zullen de bestuursrechter allerhande vragen voorleggen over de interpretatie van begrippen en bepalingen.
Een “playground voor de commerciële advocatuur”, noemt Van Ettekoven het. Dat is ook logisch, maar er zullen wel jaren verstrijken en vele fouten worden gemaakt voordat de uitvoeringspraktijk daadwerkelijk houvast geboden krijgt. Met dat in het achterhoofd acht hij de timing “risicovol”, gezien de veelheid aan maatschappelijke opgaven. “Dat betekent tijdelijk verminderde rechtszekerheid – en dat in tijden van energietransitie, aanleg van warmtenetten en windmolenparken, het oplossen van de stikstofproblematiek en het realiseren van grote aantallen woningen.”
Rechtsbescherming op de tocht
Ook het plan van minister De Jonge voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (CDA) om geschillen omtrent grotere woningbouwprojecten af te doen in één rechterlijke instantie, valt bij de Afdeling niet in goede aarde: “Dit is niet goed.” Zes maanden, zoals De Jonge als termijn voor ogen heeft, is bovendien te kort voor een zorgvuldige behandeling en adequate rechtsbescherming. “Als je dan al één uitspraaktermijn hanteert, kies dan voor een jaar. Dat is reëler dan zes maanden.”