Uw schrijver was weer eens op reis, ditmaal naar de Franse Alpen. Ook in de nazomer is het daar prachtig. Wat een contrast met de drukte van de stad, wat een rust van ongehinderde vergezichten. Wél was er een missie: het Franse deel van een nogal ingewikkelde boedel moest worden vereffend en dus moest worden vergaderd met een plaatselijke notaris. Een even deskundige als vloeiend Frans sprekende vriend voerde het woord en zo werd de zaak tot genoegen afgedaan.
Drie dagen waren er voor uitgetrokken en zo bleef genoeg tijd over om voor en na de zaken aangenaam te tafelen, onder andere ten vakantiehuize van de weduwe. Wat een aangename luxe, in onderhoudend gezelschap. De salon zag uit op zonverlichte bergkammen, binnen stonden boekenkasten vol interessante romans en nog meer.
Wachtend op de dis viel het oog op Grote vragen: 15 verhalen over de zin van het leven (nog niet zo lang geleden uitgegeven door Prometheus). Maar wat moet je met zo’n boek als je hier mag wonen en nog zo veel meer hebt om van te genieten? Dan leef je toch gewoon? Of is het leven toch meer dan luxe en is er een diepere zin, of juist niet? Deze en dergelijke gedachten verdwenen weer zodra de rest van het gezelschap zich aandiende. Hume schreef al: in eenzaamheid kun je twijfelen aan de zin van alles, wie aangenaam onder de mensen is denkt er helemaal niet over na.
Wat is dat trouwens voor ondertitel: de zin van het leven? Zin of onzin vooronderstelt dat kan worden vergeleken. Waarmee moet het leven worden vergeleken? Met de dood? Maar daarover is toch niets bekend? “De dood bestaat nu al zo lang en toch is er nog nooit iets over uitgelekt.” Zin of geen zin zijn dus niet van toepassing op het onvergelijkelijke leven, wél op dingen in het leven. Het leven is de context van alle zingeving. Dus kan het leven zelf zinvol noch zinloos zijn. Oordelen over de zin en onzin van het leven zijn niet meer dan categoriefouten. Het boekje van de grote vragen gaat dus nergens over, al zal het even goed af en toe vermakelijk zijn.
Is een leven dan niets waard? Nee, want dat oordeel is natuurlijk ook een categoriefout. De waarde van een leven is dat het wil worden geleefd, meer niet. Uiteindelijk is een mensenleven waard wat de mens er zelf van maakt. Simpel uitgedrukt: de meeste mensen willen nog niet dood. Bovendien willen hun naasten dat meestal ook niet, afgezien van die hopelijk zeldzame ogenblikken dat je zelfs je liefsten tenminste in gedachten dood zou willen. Het kan gebeuren en meestal gaat het gewoon weer over.
In de rijkdom van de Franse Alpen is dit niet meer dan intellectuele verstrooiing, al blijft de vraag wat dat boekje over grote vragen daar doet. Kan het niet beter worden uitgedeeld aan al die boot- en andere vluchtelingen, als een soort nieuwe bijbel? Met bijzondere verwijzing naar de bijdrage van Tolstoi, die vond dat alleen vrouwen, lafaards en andere geestelijk gestoorden geen zelfmoord plegen in het zicht van de totale zinloosheid van het leven? Wel gek natuurlijk dat Tolstoi zelf geen zelfmoord pleegde. Hoewel? Freud schreef al dat nadenken over de zin van het leven een teken is van geestesziekte en zo klopt alles toch weer. Kennelijk was de grote schrijver gewoon niet goed bij zijn hoofd.
Hoe dan ook zal Tolstoi zelfs de meest ellendige bootvluchtelingen weinig troost bieden. Wie zulke gevaren trotseert moet heel wat om het leven geven. Wat geeft de rest van de wereld om hun leven? Nogal wat minder, zo te zien.
Een eenvoudig gedachtenexperiment kan dat verduidelijken. Wat zou er gebeuren als verdwaalde Nederlanders – en dan het liefst blanken natuurlijk – hun leven waagden in de oversteek naar Europa? Niet alleen de PVV zou moord en brand schreeuwen. Desnoods zou zelfs het koninklijk vliegtuig worden ingezet om de vluchtelingen veilig terug te brengen. Hier aangekomen zouden zij als helden worden onthaald.
De reacties laten zich raden: “Maar die vluchtelingen zijn toch geen Nederlanders? En trouwens wat hebben zij hier te zoeken? Wat komen zij op onze kosten doen? Zijn wij de hoeders van zelfs deze broeders en zusters?”
Nee, zij zijn geen Nederlanders, wél mensen. Zij zoeken iets wat iedereen wil, voor zover niet iedereen daarop recht heeft: veiligheid en vervulling van andere eerste levensbehoeften als vooronderstellingen van een enigszins menswaardig bestaan. Gaan al die vluchtelingen geld kosten? Dat is nog maar de vraag, als zij kunnen bijdragen aan het arbeidsproces. “Ons geld”: tja, als je vergeet hoe gelukkig wij terecht zijn gekomen in de tombola van het leven. Verreweg het grootste deel van onze welvaart is ons bij geboorte gegeven en zeker niet door onszelf verdiend.
De eigenlijke kern van de gangbare mengeling van verontwaardiging en wegkijken bij de dodelijke vluchtelingenstromen is natuurlijk niets anders dan de kennelijk retorische vraag van wie wij de hoeders zijn. Van onszelf natuurlijk. Wat moeten wij met die vreemden? Zij horen toch niet bij ons? Wij hoeven toch niet voor de hele wereld te zorgen?
Nee. Maar dat ontslaat ons niet van elke verantwoordelijkheid. Waarom wij die mensen grotendeels aan hun lot over, ook na hun aankomst in de beloofde landen? Eigenlijk laten wij daarmee zien dat vluchtelingenlevens nogal wat minder waard zijn dan die van ons.
Wij reizen comfortabel naar vreugdevolle oorden als de Franse Alpen, en weer terug naar huis waar het goed is. Wij vertellen verhalen over boedels, vereffening en nog veel meer, als delen van eigenlijk ongelooflijk rijke levens. Zij reizen van niets naar nergens, als ze al levend aankomen. Daarover zijn meer dan vijftien vrijblijvende verhalen over te vertellen, al dreigt de tragiek er van eentonig te worden. De kernvraag blijft: waarom wij wel en zij niet? Verdienen mensen hun levenslot? Zijn die vluchtelingenlevens toch minder waard dan die van ons? Nee.
Tenzij de waarde van een mensenleven wordt overgelaten aan de vrije markt van het vluchtelingenverkeer. Voor “veilige” overtochten worden woekerprijzen gerekend. Anderzijds wordt weinig of geen geld uitgegeven om doden op de vlucht te voorkomen. Zo berekend komt de waarde van een mensenleven niet veel hoger uit dan de handvol euro per persoon die Midas Dekkers berekende op grond van marktprijzen van na afloop nog verwerkbaar menselijk materiaal – exclusief verwijderingskosten.
Die vrije markt is dus niet de oplossing. Wat wél aan het vluchtelingenprobleem kan worden gedaan is een moeilijker vraag. Maar toch: als zo veel doden en gewonden kunnen worden voorkomen door zeewaardige schepen en vliegtuigen te sturen, waarom zouden wij dat dan niet gewoon doen? Zolang de situatie ter plaatse niet drastisch ten goede kan worden veranderd? Europa mag geen mensen in levens- of zelfs doodsnood wegsturen. Europa is groot genoeg. De vraag is of wij er groot genoeg voor zijn.
Of is het toch te ver weg allemaal? Vooruit, een laatste gedachtenexperiment: wat doen wij als wij iemand ongelukkig ten val zien komen? Wij snellen toe, steken helpende handen uit en wensen het slachtoffer alle sterkte, desnoods ten koste van onze eigen goede voortgang. Hoe heerlijk is het om behulpzaam te zijn in nood! Maar nu komt natuurlijk de vraag: waarom doen wij dan niets voor mensen in onvergelijkelijk veel moeilijker omstandigheden? Omdat zij te ver weg zijn? Omdat anderen er meer aan kunnen doen? Of zelfs omdat het hun eigen schuld is? Allemaal uitvluchten natuurlijk. Afstand mag de waarde van mensenlevens niet bepalen.
“Wie een mens redt, redt een wereld.” De vraag naar de zin van het leven mag dan zinloos zijn, de vraag naar de zin van het redden van mensenlevens is dat dus niet. Zolang wij willen leven moeten wij daartoe de kans krijgen. Dat geldt dus ook voor al die vluchtelingen. Zij zijn ook mensen, hoe geografisch en gevoelsmatig ver weg ook. Filosoferen over de zin van het leven is overbodige luxe: leuk voor in de bergen maar meer ook niet. Het leven zelf is belangrijker, voor iedereen.