Geheimhoudingsplicht
Als hoofdregel geldt dat het medisch beroepsgeheim zich uitstrekt over alles wat de zorgverlener en zijn waarnemer in de uitoefening van hun beroep te weten zijn te komen over een patiënt (hieronder wordt ook verstaan de cliënt). Voor andere personen die in de zorg werken kan een afgeleid beroepsgeheim gelden. Door hun functie kunnen zij namelijk op de hoogte komen van medische gegevens van een patiënt. Denk aan bestuurders, (dokters)assistenten en schoonmakers. Deze geheimhoudingsplicht geldt ten opzichte van iedereen, dus ook ten opzichte van politie en justitie.
Conflict van plichten
De wet geeft een aantal grondslagen waar zorgverleners zich op kunnen beroepen bij het doorbreken van het medisch beroepsgeheim. De zorgverlener kan zich beroepen op art. 7:457 lid 1 BW als hij toestemming heeft gekregen van de patiënt of heeft gehandeld op grond van een wettelijke bepaling, zoals het verplicht melden van bepaalde infectieziekten. Bij het doen van aangifte, en daarmee dus het doorbreken van het medisch beroepsgeheim, kan de zorgverlener zich beroepen op overmacht op grond van conflict van plichten (art. 6:75 BW).
Van een conflict van plichten is sprake als er omstandigheden spelen die maken dat het doorbreken van het medisch beroepsgeheim noodzakelijk is vanwege een belang dat zwaarder weegt dan het belang van de patiënt. De veiligheid van zorgverleners kan bijvoorbeeld een reden zijn om het medisch beroepsgeheim te doorbreken. Dit zou zich kunnen voordoen op het moment dat er sprake is van (een vermoeden van) strafbare feiten door een patiënt. Of als er sprake is van (een vermoeden van) kindermishandeling en de zorgverlener dit wil melden bij een meldpunt. In deze gevallen kan de zorgverlener dus een beroep doen op overmacht op grond van conflict van plichten.
Voorwaarden
Om het medisch beroepsgeheim op grond van conflict van plichten te kunnen doorbreken, dient aan alle hierna te noemen voorwaarden te zijn voldaan:
- De zorgverlener moet proberen om eerst toestemming van de patiënt te verkrijgen
- Het niet doorbreken van het geheim levert ernstige schade op voor een ander
- Er is geen andere manier om het probleem op te lossen
- De zorgverlener is in gewetensnood
- Het doorbreken van het geheim voorkomt of beperkt de schade voor de ander
- Het geheim moet zo min mogelijk worden geschonden, verstrek alleen die informatie die relevant/noodzakelijk is
Samengevat zijn de ernst van het gepleegde feit (en het gevaar dat dit oplevert voor personeel en patiënten), de kans op herhaling, de mogelijkheid om het probleem op een andere manier op te lossen en de omstandigheden waaronder het strafbare feit is gepleegd, van belang bij de beslissing al dan niet aangifte te doen.
Verschoningsrecht
Een begrip dat in relatie tot het medisch beroepsgeheim kan worden gezien is het verschoningsrecht. Dit is het recht om af te zien van het afleggen van een verklaring of het geven van antwoorden op vragen van de politie, justitie of rechter (art. 218 Wetboek van Strafvordering). Op het moment dat politie of justitie om informatie vraagt en de zorgverlener daaraan geen gehoor wil geven vanwege zijn verschoningsrecht, dan is het voor de helderheid naar politie en justitie goed om expliciet te beroepen op het verschoningsrecht en niet zozeer op het medisch beroepsgeheim.
Dit geldt ook in het geval de politie gegevens van een patiënt vordert, in beslag wil nemen of de zorgverlener beveelt dit uit te leveren. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen identificerende gegevens en bijzondere gegevens (art. 9 AVG). Identificerende gegevens kunnen vaak simpel met ‘ja’ of ‘nee’ worden beantwoord zonder dat hierbij het medisch beroepsgeheim wordt doorbroken, terwijl het verstrekken van bijzondere gegevens in elk geval het medisch beroepsgeheim doorbreekt. Maar soms kan ook uit identificerende gegevens al informatie worden afgeleid over iemands gezondheid.
Visie BOUF
Vanuit het (demissionaire) kabinet en het ministerie van VWS zijn afgelopen jaren niet veel initiatieven omtrent het vergroten van de veiligheid van zorgmedewerkers gestart. Het is daarom een goede zaak dat VWS in gesprek gaat met het veld om de aangiftebereidheid te stimuleren. Al eerder zijn er vanuit de Tweede Kamer moties[1] ingediend over het invoeren van een taakstrafverbod op delicten die gepleegd worden tegen zorgverleners. Demissionair minister Helder heeft aangegeven dit over te willen laten aan een nieuw kabinet.