Het was gisteren 1 april en dan ben je extra op je hoede. Anton is 1 van mijn trouwe cliënten. Dat is goed en slecht nieuws. Het is voor mij prettig om met mensen te werken die ik al langer ken. Het is aan de andere kant natuurlijk geen reclame voor iemand die een vaste strafrechtadvocaat nodig heeft, maar ja, het leven is niet voor een ieder even makkelijk. Soms leidt dat tot justitiële documentatie van af en toe imposante omvang. En ach, houd het dan maar bij je vaste raadsman/vrouw.
Anton kent nogal wat justitiële inrichtingen van binnen ondanks het feit dat hij nog geen kwart eeuw oud is. Toch is het een jongen met een zekere ontwapende, maar rouwe, charme die je wel kan raken. Hij is in ieder geval niet saai. Hij heeft ADHD. Dat wil wel.
Op 1 april was ik (gelukkig) niet op kantoor. Anton wilde wel even bellen. Aan mijn secretaresse liet hij weten een nieuwe cliënt te hebben voor ons kantoor. Of hij een van mijn collega’s mocht spreken. Hij kreeg de advocate aan de lijn waar hij goed mee door 1 deur kan.
“Er is een nieuwe cliënt die graag met je samenwerkt. Het is een grote zaak, maar hij is erg verlegen. Hij staat nu voor de deur, maar durft niet aan te bellen”. Mijn collega is jong, ambitieus en slim. Dat wil zeggen: doorgaans slim. Ze heeft een prachtige kamer op 3-hoog. Ze rende naar beneden. Deed de voordeur open en keek naar buiten. Niemand te zien. Terwijl ze enigszins teleurgesteld naar ‘t secretariaat liep ging de telefoon alweer. Anton. Hij brulde:”1 april” om vervolgens snikkend van de lach te horen van mijn collega dat ze aardig voor *** stond bij het secretariaat. Aan de andere kant van de lijn leken vanuit het huis van bewaring nog meer lachgeluiden voor te komen. Ik ben blij dat ik niet op kantoor was. Het is bovendien goed dat mijn collega volgende week met vakantie gaat. Wie weet waaien de flauwe grappen tijdens de lunch zo wel over…