Partnerbijdrage van

Aanpassingen beslag- en executierecht: ‘Naast bescherming schuldenaar, ook aandacht nodig voor schuldeiser’

Het beslag- en executierecht wordt gemoderniseerd. Deze wetgeving regelt voor een belangrijk deel het werk van gerechtsdeurwaarders en is daarmee hun ‘gereedschapskist’. Gerechtsdeurwaarder Sjef van der Putten en advocaat Marc van Zanten leggen uit wat de belangrijkste veranderingen zijn én waar ze nog ruimte voor verbetering zien.

Delen:

Aanpassingen beslag- en executierecht
(foto: Kees Winkelman)

Wat is het belang van de wet en de herziening?

Marc van Zanten
Marc van Zanten (foto: Kees Winkelman)

Van Zanten: “Het beslag- en executierecht is een belangrijk fundament van onze rechtsstaat. Het aantonen dat een debiteur een bepaalde vordering moet betalen kost soms veel geld, tijd, moeite én emotie. Als er uiteindelijk een vonnis ligt maar er gebeurt niets mee, dan verliest de burger elk vertrouwen in de rechtsstaat. Voor alle wetten geldt dat ze soms moeten worden aangepast aan de tijd. De samenleving verandert immers. Het beslag- en executierecht staat nog steeds als een huis, maar ook een huis moet af en toe opgeknapt worden. Dat was inmiddels alweer behoorlijk lang geleden.”

Van der Putten: “Bepaalde zaken zijn naar de 21e eeuw gebracht. Openbare verkopen moesten bijvoorbeeld nog worden aangekondigd met een aanplakbiljet. Daar is een website voor in de plaats gekomen. Daarnaast wordt in de aangepaste wet beter gebruik gemaakt van beschikbare registers, zoals die van het RDW.”

Van Zanten: “De herziening van het beslag- en executierecht maakt onderdeel uit van de ambitie van het Ministerie van Justitie en Veiligheid om het burgerlijk procesrecht efficiënter te maken. Hierbij had zij drie belangrijke verbeterpunten voor ogen: bescherming van het bestaansminimum van schuldenaren, het effectiever en efficiënter maken van executie en het voorkomen dat beslaglegging alleen wordt ingezet als pressiemiddel.”

Hoe zijn de wijzigingen tot stand gekomen?

Sjef van der Putten
Sjef van der Putten (foto: Kees Winkelman)

Van der Putten: “Vanuit de KBvG zijn we actief betrokken geweest bij het hele proces. Ten eerste hebben we meerdere pre-adviezen geschreven; over het bankbeslag, het beslag op roerend goed en de over de ontruiming. Daarnaast hebben we in ons meerjarenbeleidsplan onze visie op rechtshandhaving gegeven. Veel daaruit is door de wetgever uiteindelijk in de wet opgenomen. In de zomer van 2018 is het eerste wetsvoorstel in consultatie gegaan en ook daar hebben we als KBvG uiteraard onze feedback op gegeven. Daarnaast hebben we actief gelobbyd in de Tweede Kamer en hebben Marc en ik het Compendium Beslag- en executierecht uitgegeven, vol ideeën van diverse experts om het beslag- en executierecht te moderniseren. In de zomer van 2019 zijn enkele van deze ideeën beland in de nieuwe wet, die vanaf 1 oktober van dit jaar in werking treedt.”

Hoewel het niet om grote veranderingen gaat, heeft de herziening van het beslag- en executierecht een aantal belangrijke praktische gevolgen. Samen met Sjef en Marc lopen we de belangrijkste vier door.

1: Beslag als pressiemiddel

Van der Putten: “Als gerechtsdeurwaarders zijn we erg blij met de aanpassing van het pressieverbod, voor het ministerie een van de drie pijlers van de herziening. Oorspronkelijk had de minister het plan om pressie, dus het uitoefenen van druk, binnen het beslag- en executierecht te verbieden. Aan de hand van de wetsgeschiedenis en uitspraken van de hoogste rechter hebben we aangetoond dat dit niet alleen onjuist is, maar ook onwenselijk. Pressie heeft een belangrijke functie; het is een legitiem nevendoel bij de executie. Daar hebben we de wetgever van weten te overtuigen.”

Van Zanten: “In het concept wetsvoorstel werd gesteld: als je van tevoren niet zeker weet of pressie leidt tot opbrengsten, dus geld voor de schuldeiser, dan mag het niet. Dat betekent dat de gerechtsdeurwaarder een soort taxateur wordt voor de klant die hem heeft ingeschakeld. Als de gerechtsdeurwaarder inschat dat er geen opbrengst zal zijn, zal die klant wijzen op het vonnis van de rechter en hem daar aan willen houden. Bovendien kan een andere taxateur van mening zijn dat beslaglegging wél iets oplevert. Dan kunnen er lastige situaties ontstaan. Als reactie op die kritiek heeft het ministerie besloten om het verbod voor beslaglegging te beperken tot roerende zaken waarvan je het vermoeden hebt dat de kosten voor beslaglegging hoger zijn dan de opbrengsten. Op een huis waarvan je niet weet of er overwaarde in zit, kun je wel nog steeds beslagleggen als pressiemiddel.”

Van der Putten: “Daarnaast heeft de minister verduidelijkt wat de wet beoogt: als je een schuldenaar hebt waarvan je niet zeker weet of die vermogen verstopt houdt, kan juist de pressie van het langsgaan voldoende zijn om hem in beweging te krijgen. Dat wil zeggen dat hij overgaat tot betaling of gaat bewijzen dat hij dat niet kan.”

Van Zanten: “Zo hoort het ook. Het kan toch niet zo zijn dat schuldeisers in de problemen komen omdat er geen pressie mag worden uitgeoefend, wetende dat de kans bestaat dat iemand ergens bewust nog vermogen achterhoudt.”

2: Modernisering beslagverbod

Van der Putten: “De oude bepaling over het beslagverbod stamde nog uit 1838. Daar stonden bijvoorbeeld nog heel specifiek de gereedschappen van een ambachtsman in. In de nieuwe wet wordt gesteld: je mag de inboedel van een schuldenaar niet in beslag nemen, tenzij deze ‘bovenmatig’ is. Deze term komt uit het faillissementsrecht. In de praktijk valt hier in ieder geval een reguliere inboedel onder. Dus een tafel en een koelkast, maar bijvoorbeeld ook een computer. Met ‘bovenmatig’ wordt bijvoorbeeld gedoeld op een high endcomputer of designerkleding. Verzamelingen vallen overigens niet onder de inboedel, en daarmee ook niet onder het beslagverbod. ”

Van Zanten: “In de praktijk komt beslag op roerende zaken sowieso maar weinig voor. Ik heb dit in mijn praktijk maar een paar keer meegemaakt. Toch kan het zijn waarde hebben. In het geval dat er geen sprake is van vermogen op een bankrekening, een huis of auto, kan het voor de schuldeiser een laatste redmiddel zijn.”

Van der Putten: “Hierbij gaat het vooral om mensen die wel kunnen, maar niet willen betalen. Als gerechtsdeurwaarder heb ik soms te maken met schuldenaren die nergens op reageren, maar best wat geld lijken te hebben, bijvoorbeeld op basis van hoe de woning er van buiten uitziet. Met een beslag op roerende zaken kun je dan toch iets forceren. Als een deurwaarder daarmee naar binnenkomt, gaat het voor de schuldenaar van papier naar realiteit. Dan zie je vaak dat hij ter plekke toch opeens wat kan regelen. De minister heeft het belang van dit mechanisme nu ook onderkend.”

Van Zanten: “Het laat zien hoe belangrijk het contact tussen de deurwaarder en de schuldenaar is, en de waarde van een beslagbezoek. Aan de deur kan de gerechtsdeurwaarder zien wat er echt aan de hand is. De ene keer treft hij een problematische situatie aan, en zal hij verwijzen naar schuldhulpverlening. De andere keer stuit hij op onwil en zal hij juist feller worden in het zoeken naar juridische mogelijkheden.”

3: Digitalisering

Van der Putten: “Je kunt het je bijna niet voorstellen, maar tot voor kort moest een executieverkoop nog verplicht worden aangekondigd met een advertentie in een dagblad en een aanplakbiljet in het gemeentehuis. En die verkoop werd vervolgens gehouden in het huis van de schuldenaar, waar geïnteresseerden werden uitgenodigd om ter plekke in de spullen te kijken. De advertentie wordt vervangen door een online aankondiging en ook de verkoop kan vanaf nu online plaatsvinden. Als gerechtsdeurwaarders kunnen we nu kiezen voor maatwerk, waarbij we telkens een afweging maken tussen bereik en kosten. Voor verkoop van aandelen kan het FD bijvoorbeeld nog een heel geschikt platform zijn, terwijl je voor auto’s hele goede digitale marktplaatsen hebt. En voor een zeldzame postzegelverzameling kies je misschien voor een gespecialiseerde fysieke postzegelbeurs. Het doel is uiteindelijk om een zo hoog mogelijke netto-opbrengst te bereiken. Dan blijft er meer over voor de afhandeling van de schuld; daarvan profiteert zowel de schuldenaar als de schuldeiser.”

Van Zanten: “Hetzelfde effect zien we bij beslaglegging op motorrijtuigen, wat binnen de nieuwe wet mogelijk wordt gemaakt via een bureaubeslag. Als een gerechtsdeurwaarder vroeger beslag moest leggen op een auto, moest hij die met eigen ogen gezien hebben. In de praktijk betekende dit soms om zes uur ’s ochtends naar het woonadres van de schuldenaar rijden en checken of er een auto voor de deur stond, voordat die schuldenaar op weg was naar zijn of haar werk. Zo kon het soms wel twee weken duren om beslag te leggen op een auto. In de nieuwe wet kan beslag worden gelegd via het register van de RDW. Het kenteken wordt meteen geblokkeerd, wat overdracht van de auto alvast feitelijk onmogelijk maakt. De deurwaarder kan alles van achter zijn bureau regelen en daarmee veel kosten besparen.”

4: Beslagvrij bedrag op een bankrekening

Van Zanten: “We kennen al heel lang de beslagvrije voet bij beslag op inkomen: het deel van het inkomen waar geen beslag op gelegd mag worden zodat schuldenaren genoeg geld overhouden voor hun levensonderhoud. Het idee van de wetgever is: zodra het inkomen op een bankrekening is overgemaakt, valt de bescherming weg, en zou dat bedrag alsnog door een schuldeiser geheel kunnen worden ‘ingepikt’. Daarom is naast de beslagvrije voet bij beslag op inkomen nu ook een beslagvrij bedrag op de bankrekening ingevoerd. De hoogte hiervan is afhankelijk van de leefsituatie van een schuldenaar en geldt per bankrekening. Als een schuldenaar dus drie bankrekeningen heeft, wordt dat bedrag drie keer afgezonderd van zijn vermogen. Nu zullen mensen met schulden niet vaak drie goed gevulde bankrekeningen hebben, maar ik vind dat de wetgever hier wel doorslaat in de bescherming van schuldenaren. Die krijgen namelijk een hoger beslagvrij bedrag dan wat we hadden afgesproken dat nodig is voor zijn levensonderhoud, namelijk 90% van het geldende bijstandsniveau. De wet schiet hier dus zijn doel voorbij. Er zijn wel alternatieve oplossingen onderzocht, met slimme rekenformules voor het vaststellen van het beslagvrije bedrag op de bankrekening, maar die vond de wetgever helaas te complex.”

Van der Putten: “Voor gerechtsdeurwaarders wordt het leggen van een bankbeslag bovendien veel complexer. Wat daarbij niet helpt is onze beperkte informatiebevoegdheid. Formeel moeten schuldenaren bij ons aangeven waar ze bankieren, maar als ze dat niet doen is er geen sanctie. Op die manier wordt dus de niet-willer beschermd. Banken zijn weliswaar ook verplicht om ons te infomeren of iemand bij hen bankiert, maar er is geen systeemkoppeling. Dat wil zeggen dat de deurwaarder zo’n 70 banken individueel moet bevragen. Dit kost natuurlijk heel veel tijd en geld. En dat terwijl we als gerechtsdeurwaarders een staatstaak hebben; waarom hebben we dan niet dezelfde informatie als bijvoorbeeld opsporingsambtenaren?”

Wat vinden jullie per saldo van de herziening?

Van Zanten: “De nieuwe wetgeving is goed, maar neemt vooral de schuldenaar en de bescherming van zijn bestaansminimum als uitgangspunt. Dit is een politieke keuze. Het gevolg hiervan is wel dat de wet ook extra bescherming biedt aan de schuldenaar die wél geld heeft, maar dit achterhoudt. Het nadeel daarvan zie je vooral goed bij de invoering van het beslagvrije bedrag op bankrekeningen. Voor schuldeisers kan het door die wetswijziging moelijker worden om hun recht te halen.”

Van der Putten: “We moeten oppassen dat de schuldeiser van vandaag niet de schuldenaar van morgen wordt. Beschermingsmaatregelen zijn goed, maar die zouden alleen van toepassing moeten zijn op het moment dat een schuldenaar niet kan betalen. Dan hoeft de deurwaarder niet langs te komen, maar is een gemeente of de schuldhulpverlening aan zet. Om dat onderscheid goed te kunnen maken, blijven we strijden voor een betere informatiepositie, dat wil zeggen transparantie van vermogen. Dat neemt niet weg dat we blij zijn met de huidige herziening.”

Van Zanten: “Juist in deze tijd is een modern en goed werkend beslag- en executierecht van groot belang. De kans is groot dat de coronacrisis gaat leiden tot meer schuldsituaties. Dat maakt het extra belangrijk dat gerechtsdeurwaarders hun taken zo efficiënt mogelijk kunnen uitvoeren. Daar profiteert niet alleen de schuldeiser van, maar ook de schuldenaar.”

Delen:

De Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders is een publiekrechtelijke beroepsorganisatie (pbo) met een verordenende bevoegdheid krachtens de Grondwet. Alle in Nederland gevestigde gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders en…

Meer berichten van partner

Scroll naar boven