Aanpassingen in het systeem en de regels van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), maar ook van de WOZ, de Bpm en de Wahv kunnen ‘oneigenlijk gebruik’ van de proceskostenvergoeding in het bestuursrecht tegengaan. Hierdoor is het voor commerciële bureaus minder aantrekkelijk om voor grote aantallen burgers deze overheidsbesluiten aan te vechten. Dit kan een positief effect hebben op de capaciteitsproblemen bij de overheidsorganisaties die de zaken behandelen. Dat blijkt uit het onderzoek ‘Op (proces)kosten gejaagd?’ van Pro Facto, in opdracht van het WODC.
Pro Facto noemt regulering van en het toezicht op de no cure, no pay-markten om de kwaliteit van de dienstverlening te verbeteren. En een systeem van digitaal procederen met een arbitrageforum om de doorlooptijd van procedures te verkorten. In Engeland en Frankrijk is al ervaring opgedaan met dergelijke systemen.
Markt
Vanwege vergoedingen op basis van hoge normbedragen voor proceskostenvergoeding en immateriële schadevergoeding, is in de afgelopen jaren een commerciële markt ontstaan. Bureaus bieden in die markt op basis van no cure no pay rechtshulp aan bij WOZ-, Bpm- en Wahv-zaken.
Het lukt gemeenten, het Openbaar Ministerie en de Rechtspraak steeds minder goed om alle bezwaren en beroepen tijdig en goed te behandelen. In verschillende wettelijke regelingen zijn factoren te vinden die ‘oneigenlijk gebruik’ in de hand werken.
Het zijn vooral over professionele rechtshulpverleners die namens burgers bezwaar en beroep instellen tegen de overheid op no cure no pay-basis. De burger betaalt niks voor deze rechtsbijstand. Bij een succesvolle zaak levert het de burger bijvoorbeeld enkele tientallen tot honderden euro’s aan belastingverlaging of boetekwijtschelding op. De rechtshulpverlener krijgt in dat geval een proceskostenvergoeding die tot in de duizenden euro’s kan oplopen.
De onderzoekers stelden vast dat het niet mogelijk is om ‘oneigenlijk gebruik’ goed te definiëren. Het feit dat rechtshulpverleners winst maken bij succesvolle procedures wil niet zeggen dat ze ‘oneigenlijk gebruik maken’ van de vergoedingen. Ze bieden immers ook laagdrempelige toegang tot het recht. Dit is belangrijk omdat de kosten van reguliere rechtshulpverleners hoog zijn en het voor veel burgers lastig is om zelf hun weg te vinden in het recht.
Systeemfalen
De onderzoekers concluderen dat voor oneigenlijk gebruik onder andere kenmerkend is dat het voeren van procedures is gericht op systeemfalen. Dat houdt in dat sommige bureaus winst maken juist door het instellen van grote hoeveelheden vaak onnodige procedures. Dit is nog meer het geval als ze daarbij inspelen op uitvoeringsproblemen bij de overheid en de rechtspraak, aldus Pro Facto. Bijvoorbeeld door het aanvoeren van veel, niet altijd even relevante gronden of het doen van niet-noodzakelijke proceshandelingen.
Volgens het onderzoek zijn de WOZ-, Bpm- en Wahv-besluiten en, recenter, naheffingen van de parkeerbelasting vaak kwetsbaar voor bezwaren. Zo gaat het om grote aantallen zaken met vaak geautomatiseerde en in algemene termen gemotiveerde besluiten. Dat maakt een markt mogelijk voor algemeen gemotiveerde bezwaren die met weinig inspanning een redelijke kans van slagen hebben. Gemeenten en vertegenwoordigers van de Rechtspraak zien risico’s van uitbreiding naar andere soorten besluiten die ook aan de hiervoor genoemde kenmerken voldoen. Bijvoorbeeld besluiten over het stopzetten van de OV-kaart of de rioolheffing die gebaseerd is op de WOZ-waarde.
Specifiek
De kwetsbaarheid van deze besluiten komt ook door de specifieke regelingen. Zo leidt de manier van waarderen binnen de WOZ en Bpm tot waardevaststellingen die niet in alle gevallen goed onderbouwd kunnen worden, en in een relatief groot aantal gevallen niet exact zijn.
Een waardering in bijvoorbeeld categorieën in plaats van een exacte waarde kan de mogelijkheden voor bezwaar volgens de onderzoekers verminderen. Dat geldt ook voor het gebruik van zogenoemde vooraankondigingen. De gebruiker wordt daarbij eerder op de hoogte gebracht van de relevante kenmerken van de onroerende zaak die de waarde bepalen, met de vraag of deze moeten worden aangevuld of aangepast.
Fouten
Bij het opleggen van een verkeersboete volgens de Wahv kunnen veel fouten worden gemaakt. Verkeerd gekozen feitcodes of een onjuiste omschrijving van de gedraging, kunnen reden zijn voor een gegrond administratief beroep. Tegelijkertijd is er een groot aantal instanties betrokken bij het opleggen van deze boetes. Door betere feedback aan handhavingsinstanties over bijvoorbeeld bepaalde structurele fouten kunnen administratieve beroepen worden voorkomen. Ook kan het helpen om burgers betere informatie te geven. Als zij een vollediger beeld hebben van de reden van het besluit, dienen zij mogelijk minder vaak bezwaar in.
Motivering
Tot slot werkt het Bpb zelf mogelijk oneigenlijk gebruik in de hand. Rechters kunnen wel afwijken van de standaardbedragen die het Bpb geeft voor vergoedingen, maar dat vraagt een uitgebreide en op de zaak toegespitste motivering. Dat rechtshulpverleners door standaardisatie en automatisering waarschijnlijk veel minder kosten aan een zaak besteden dan wordt vergoed, is volgens de jurisprudentie onvoldoende reden om deze vergoeding naar beneden bij te stellen.
Daarnaast kan de kans op een immateriële schadevergoeding een prikkel geven om veel te procederen. Wanneer er te laat wordt beslist op een bezwaar of beroep, bestaat er recht op een immateriële schadevergoeding. Die vergoeding is aanzienlijk vergeleken met de mogelijke financiële baten van burgers bij een standaardzaak.
Tegengaan
Per 1 januari 2024 zijn al maatregelen genomen in de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen om oneigenlijk gebruik minder lucratief te maken en daardoor het aantal WOZ-, Bpm- en Wahv-procedures terug te dringen. Zo is de proceskostenvergoeding voor deze zaken verlaagd. En wordt de proceskostenvergoeding direct aan de burger betaald in plaats van aan de rechtshulpverlener. Of de maatregelen effectief zijn is nog niet vast te stellen.