De eerste Asega van dit jaar is net uitgekomen! Het onderwerp van deze uitgave is: ‘Het recht over je eigen lichaam: in hoeverre absoluut?’. Een wat ons betreft interessant en actueel onderwerp waarover nog veel onduidelijkheid bestaat. Aan de hand van onder andere het ‘euthanasie koffie-arrest’ worden de juridische aspecten van dit onderwerp besproken. In een ander column wordt een arts geïnterviewd en krijgen we een goed beeld van hoe er in de praktijk met euthanasie wordt omgegaan. Hieronder staat een klei”n stukje over het Euthanasie koffie arrest geschreven door Rutger van Oers.
Op een helder moment heb je het besluit genomen dat, als je op een bepaald punt komt in je leven, je arts gevolg moet geven aan je verzoek tot levensbeëindiging. Makkelijker gezegd dan gedaan, want wat als de wilsonbekwame-jij op dat punt niet meer weet dat je deze beslissing hebt gemaakt en niet wilt dat de arts overgaat tot levensbeëindiging. Moet de arts de verklaring naleven die je hebt gegeven toen je nog wilsbekwaam was? Of moet de arts zich houden aan wat je op dat moment zelf aangeeft, ongeacht de mentale staat waarin je verkeerd? Hebben wij als mens überhaupt zelf het recht om vrij te kiezen wanneer wij overgaan tot levensbeëindiging in de zin van euthanasie?
Levensbeëindiging op vrijwillige basis, in de volksmond ook wel ‘euthanasie’ genoemd. Een heus taboe in verschillende lagen van onze samenleving. Ook onder artsen heeft het onder- werp voor wat onrust gezorgd. De Hoge Raad heeft op 21 april 2020 zich uitgesproken over een zaak waarin een arts euthanasie heeft verleend aan een demente patiënt (HR 21 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:712, NJ 2020/428, m.nt. P.A.M. Mevis). Het gaat in deze zaak om de strafrechtelijke vervolging van een arts die euthanasie heeft toegepast op een patiënt die leed aan voortgeschreden dementie. Op 11 september 2012 heeft de arts dementie, type Alzheimer bij patiënte vastgesteld. Op 2 oktober 2012 heeft de arts de patiënte hier- van op de hoogte gesteld. Op 20 oktober 2012 heeft patiënte een euthanasieverzoek conform het model van de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde (hierna ook te noemen: NVVE) van 2011 getekend (hierna ook te noemen: het euthanasieverzoek). Bij het euthanasieverzoek heeft patiënte een handgeschreven en ondertekende dementieclausule gevoegd van dezelfde datum. Alvorens euthanasie werd verleend, heeft de arts een slaap- middel in de koffie van patiënte toegediend (vandaar de naam Koffie-euthanasie arrest).
In eerste aanleg heeft de rechtbank Den Haag de arts ontslagen van alle rechtsvervolging (Rechtbank Den Haag 11 september 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:9506, r.o. 6). Het OM stelde geen hoger beroep in tegen voornoemd vonnis. Naar verluid was het OM niet uit op een straf voor de arts, maar op een uitspraak van het hoogste rechtscollege om zo meer duidelijkheid te krijgen over de manier waarop de Euthanasiewet moet worden uit- gelegd (HR 21 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:712, r.o. 2). In de woorden van Mevis betreedt de Hoge Raad met genoemd arrest betrekkelijk een onontgonnen terrein (P.A.M. Mevis, annotatie bij HR 21 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:712). Het betreft überhaupt de eerste strafvervolging onder de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (hierna ook te noemen: Wtl), waarbij de feitelijk en normatief in veel opzichten moeilijke situatie van artikel 2 lid 2 Wtl naar voren komt. Dit artikellid ziet op euthanasie op basis van een schriftelijke wilsverklaring van een later wilsonbekwaam geworden patiënt.
De grote onrust onder artsen heeft, volgens het Openbaar Ministerie, een belangrijke rol gespeeld bij de beslissing om tot vervolging van de verpleeghuisarts over te gaan (Hoge Raad doet uitspraak in ‘koffie-euthanasie’, 15 mei 2020, www.rechtencircuit.nl (laatst geraadpleegd op 20 september 2022)). De rechtbank heeft geoordeeld dat de arts zorgvuldig heeft gehandeld en daarom niet strafbaar was. Naar aanleiding van dit oordeel heeft de procureur- generaal cassatieberoep in belang der wet ingesteld, zodat de Hoge Raad in staat te stellen enkele rechtsvragen op dit gebied te beantwoorden.”