De meeste rechtenstudenten, jij waarschijnlijk ook, volgen een studie volgens de eisen van het civiel effect. Alleen als je aan deze eisen voldoet kan je een goede advocaat worden, is het idee. Moderne ontwikkelingen hebben het civiel effect echter ingehaald. De huidige beroepseisen bereiden Nederlandse advocaten onvoldoende voor op een praktijk gekenmerkt door internationalisering, technologisering en specialisatie. Geïnspireerd door een studiejaar in Engeland pleit ik ervoor om een voorbeeld te nemen aan de Britten en de advocatuur open te stellen voor niet-juristen.
Het civiel effect
Om in Nederland advocaat te worden is een rechtenstudie met civiel effect vereist. Het civiel effect is in feite een aantal eisen waaraan je moet voldoen om aan de beroepsopleiding van advocaten te mogen beginnen. Je moet bijvoorbeeld zowel een juridische bachelor als een juridische master hebben afgerond. Bovendien, zo stelt het Besluit beroepsvereisten advocatuur, dien je binnen deze studies bepaalde vakken gevolgd te hebben. In de praktijk betekent dit dat je alleen met een volwaardige rechtenstudie van vier jaar advocaat kunt worden. Deze strikte eis lijkt de modernisering van de advocatuur in toenemende mate in de weg staan.
Internationalisering, technologisering en specialisatie
Verregaande internationalisering, technologisering en specialisatie kenmerken de moderne samenleving en als gevolg de markt voor juridische dienstverlening. Zo zijn zaken, cliënten en het toepasselijk recht in toenemende mate niet-Nederlands. Dit is het gevolg van bijvoorbeeld een hechtere Europese Unie en de toename van internationale rechtsbronnen. De Nederlandse advocaat Geert Potjewijd suggereert in een boek van Carel Stolker zelfs dat het Nederlands recht in zijn praktijk nog slechts een bijrol speelt. Naast internationalisering is technologisering een niet te ontkennen maatschappelijke ontwikkeling met consequenties voor de advocatuur. De komst van Rocket Lawyer en de wijdverbreide automatisering van due diligenceonderzoek zijn hier slechts het topje van de ijsberg. Ten slotte verandert de toegenomen specialisatie de aard van het advocatenwerk. Ontwikkelingen als Europeanisering, internationalisering en de explosieve toename van wet- en regelgeving van de afgelopen decennia hebben ertoe geleid dat een advocaat anno 2018 bijna per definitie een specialist is. De groei van specialistenverenigingen en de Universiteit van Amsterdam die maar liefst twintig verschillende rechtenmasters aanbiedt zijn voorbeelden die deze tendens onderschrijven. Deze ontwikkelingen raken, hoewel wellicht niet in dezelfde mate, de werkzaamheden van alle advocaten, van het Zuidaskantoor tot de provinciale éénpitter.
De beknelling van het civiel effect
De ouderwetse eisen van het civiel effect leiden ertoe dat de Nederlandse advocatuur onvoldoende kan reageren op de hierboven benoemde ontwikkelingen. Het civiel effect leidt tot een balie met slechts algemene juridische kennis, een gebrek aan technisch inzicht en een afnemend vermogen om zaken feitelijk te begrijpen. Hoe kan een advocatenkantoor een data-architect bijstaan die aansprakelijk wordt gesteld voor een designfout in toegepaste vliegtuigsoftware als niemand op kantoor enig idee heeft wat die fout behelst? En ook het effectief gebruik van apps en algoritmes binnen de advocatuur vraagt om mensen die zowel juridisch als technisch onderlegd zijn. Bovendien is door de toegenomen complexiteit en internationaliteit de behoefte aan het állerslimste jongetje of meisje van de klas nog groter. Het civiel effect beperkt de talentenvijver echter tot rechtenstudenten. Hoewel studenten die een andere studie doen de advocatuur misschien helemaal niet uitsluiten, is het omgekeerde wel het geval. Dat is zonde en onnodig.
Een veelgehoord punt van kritiek op voorstellen om het civiel effect aan te passen is dat het advocatenkantoren vrij staat mensen aan te nemen met een niet-juridische achtergrond, alleen niet als advocaat. Dit soort kritiek gaat echter voorbij aan het belang van juist de combinatie van juridische en niet-juridische kennis en vaardigheden. Bovendien negeert het de noodzakelijkheid en wenselijkheid van een zelfstandig beroepsgeheim en de toepasbaarheid van gedragsregels en tuchtrecht.
England leads the way
De Engelse advocatuur laat zien hoe het wél moet. In Engeland kan iedereen, ongeacht studierichting, advocaat worden. Niet-juristen hoeven slechts een éénjarige conversiecursus te doen om tot de beroepsopleiding te worden toegelaten: het Graduate Diploma in Law(GDL) – waarvan de officiële naam Common Professional Examinationis. Deze flexibiliteit leidt tot een diverse balie die Engelse advocatenkantoren in staat stelt zich aan te passen aan moderne ontwikkelingen. Dit verdient navolging aan onze kant van de Noordzee.
Om in te spelen op bovengenoemde ontwikkelingen zou het advocatenkantoren vrij moeten staan mensen zonder volledige rechtenstudie als advocaat aan te nemen. Enige kennis van en inzicht in het recht lijkt echter onontbeerlijk voor een toekomstig advocaat. In lijn met de Engelse praktijk ligt het daarom voor de hand een (één of tweejarige) advocatenmaster verplicht te stellen voor toegang tot de advocatuur. Door het civiel effect op deze manier te versoepelen beschikken toekomstige advocaten nog steeds over de noodzakelijke basale juridische kennis en inzicht, maar verhinderen de beroepseisen de advocatuur niet om in te spelen op de ontwikkelingen van onze tijd.
Conclusie
De huidige eisen van het civiel effect leiden niet altijd (meer) tot passend opgeleide advocaten. Kantoren die op moderne ontwikkelingen willen inspelen door niet-juristen als advocaat aan te nemen, verdienen de mogelijkheid zich te bevrijden uit de beknelling van het civiel effect zoals het nu is. De beste manier om dit te bereiken, is modernisering naar Engels voorbeeld: stel de beroepsopleiding open voor iedereen die een universitaire studie – in welke richting dan ook – en de advocatenmaster met goed gevolg heeft afgerond. Kortom; bevrijd de advocatuur, moderniseer het civiel effect.
Tim Kluwen is masterstudent rechtsgeleerdheid aan de Universiteit van Oxford. Deze opiniebijdrage is gebaseerd op een artikel dat hij samen met Eva Kluwen schreef en dat binnenkort verschijnt in B. Verheijen e.a. (red.), De Toekomst van de Toga: juridische dienstverlening in de 21e eeuw, najaar 2018.